Rutger Bregman – Gratis geld voor iedereen. En nog vijf grote ideeën die de wereld kunnen veranderen



Non-fictie Nederlands
De Correspondent, 2014
Mijn editie: ebook (208 blz.)

In een (overigens zeer aanbevelenswaardige) documentaire van Tegenlicht stelde de jonge historicus Rutger Bregman dat wij tegenwoordig weliswaar leven in het Luilekkerland waar ze in de Middeleeuwen van droomden, maar dat wij daar niet gelukkiger van zijn geworden; hij pleit hierin voor een ‘nieuwe Utopie’ door, onder andere, invoering van het basisinkomen.
In dit boek bouwt hij zijn ideeën hierover verder uit.
Bregman is een prettige uitzondering op de regel van ‘academici met een mening’ in die zin dat hij buiten de gebaande paden denkt en zich ook niet laat remmen door de schijnbare onmogelijkheden van zijn ideeën. Sterker nog, hij brengt deze met een onvermoeibaar enthousiasme dat niet anders dan aanstekelijk kan werken.

De ‘vijf grote ideeën’ die naast het onvoorwaardelijk basisinkomen voor iedereen in dit boek aan de orde komen zijn: een werkweek van 15 uur, het uitroeien van armoede, een ander belastingstelsel, nieuwe maatstaven van vooruitgang en een wereld zonder grenzen. Het zijn ideeën die van elkaar afhankelijk zijn; het basisinkomen is alleen mogelijk bij hervorming van het belastingstelsel en nieuwe maatstaven van vooruitgang. Een werkweek van 15 uur is alleen mogelijk bij invoering van het basisinkomen. En open grenzen voor personen leiden volgens de auteur tot een spectaculaire stijging van het inkomen van de armsten.

Op papier hebben we in Nederland de kortste individuele werkweek ter wereld. Toch gaat driekwart van de Nederlandse werknemers gebukt onder hoge tijdsdruk, een kwart werkt structureel over en één op de 8 kampt met burn-out klachten (volgens de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden). Ook las ik laatst dat meer dan de helft van de werknemers  's ochtends met tegenzin naar het werk gaat.
In een wereld waarin vrijwel alles ‘gemanaged’ wordt door te sturen op cijfers en kwantiteit, en waarbij alles om geld draait, zijn er geen radicale ideeën meer over een andere, betere wereld. “Het vooruitgangsgeloof is uitgehold tot geloof in economische voorspoed, maar dit is niet langer houdbaar.”
De vraag is dus: hoe gaan we in de 21e eeuw de kwaliteit van ons leven verbeteren?

Als het aan Bregman ligt, met het basisinkomen dus. Het basisinkomen is voor iedere burger, het maakt dus niet uit of je rijk of arm bent. En het is onvoorwaardelijk, je hoeft er geen tegenprestatie voor te leveren. In Bregman’s voorstel is het een bedrag ongeveer gelijk aan bijstand, maar er circuleren ook voorstellen waarbij het bedrag rond de 1500 euro ligt. Het betekent dat we minder kunnen gaan werken en meer tijd hebben voor de dingen die ons leven écht verrijken (het goede leven).
Ik roep zelf ook wel eens iets over het basisinkomen (omdat ik het een fantastisch idee vind) en dan is steevast de reactie: dat kunnen we nooit betalen. En: maar dan stoppen de mensen met werken en produceren we niets meer. Bregman argumenteert dat het goed te betalen is, want:
Alle toeslagen en subsidies worden afgeschaft en ook het hele controle-apparaat daaromheen. Dan heb je al meer dan de helft van het basisinkomen bekostigd. De rest kan gehaald worden uit belastingen op vermogen, vervuiling, grondstoffen en consumptie. Bovendien blijkt (uit experimenten die gedaan zijn met één of andere vorm van basisinkomen) dat de meeste mensen willen (blijven) werken, omdat werken zin geeft aan hun leven (en omdat bijstandsnivo over het algemeen niet voldoende is om goed van te kunnen leven). Het stimuleert bovendien de verarmde werklozen om een betaalde baan te zoeken (iets wat een uitkering niet doet) omdat ze er alleen maar op vooruit kunnen gaan.

Het vraagt uiteraard wel de moed en de ruimte om tot een compleet andere overtuiging te komen over de inrichting van de maatschappij. Een crisis kan leiden tot zo’n omslag, maar helaas heeft de crisis van 2008 niet geleid tot veranderingen, volgens Bregman eenvoudig omdat er geen alternatieven waren. Er is dus “behoefte aan ideeën (hoe wereldvreemd ook), aan denkers met de moed om utopisch te zijn”.  

Dit was geen boek wat heel diepgravend of filosofisch op het onderwerp in gaat.  Daar is het ook niet voor bedoeld. Dit boek wil een debat aanzwengelen. Daar slaagt het mijns inziens goed in. Het is het een prettig leesbare, enthousiaste uitleg van de argumenten voor en tegen het basisinkomen.  Ik word er in ieder geval wel vrolijk van.





Er is overigens een heuse Vereniging Basisinkomen!

Herontdekte boeken en leespaleizen

Via de Volkskrant van afgelopen zaterdag kwam ik op de site Schwob over herontdekte oudjes. Leuke site met fragmenten van de opnieuw gepubliceerde boeken, en lees vooral ook dit (oude) artikel uit de Groene over herontdekte klassiekers.

Verder was ik van de week in Zutphen, en al zwervend door de stad kwam ik langs de Broederenkerk. Maar dit is niet zomaar een kerk, het bleek dat de bibliotheek hierin gevestigd was. Wat een paradijs! Ik was zo onder de indruk dat ik vergat een foto te maken, maar gelukkig hebben anderen dat voor mij gedaan:

































Een bibliotheek om jaloers op te zijn. Het was al donker toen ik er was, en er hing zo'n hele fijne, warme sfeer, ik had er zo een tijdje willen gaan rondstruinen, of gewoon even gaan zitten. Het was dat meneer Boekhappen er ook bij was én dat we nogal trek hadden, anders had ik dat ook zeker gedaan. Met een recht een leespaleis.

Edmund de Waal - De haas met de amberkleurige ogen



Oorspronkelijke titel: The hare with amber eyes
Vertaling:Mistral, 2010, 318 blz.
 
Wat doe je als je 264 miniaturen van ivoor en hout in handen krijgt, die nauw verbonden zijn met je familiegeschiedenis?
Dan ga je op zoek naar die geschiedenis. Dat was voor Edmund de Waal, pottenbakker en kunsthistoricus, het vanzelfsprekende antwoord toen hij de 264 japanse netsukes erfde van zijn oudoom Ignace ‘Iggie’ Ephrussie.

In een recente uitzending van VPRO’s Boeken hoorde ik de historicus Benjamin Kaplan zeggen dat je geschiedenis op twee manieren kunt uitleggen: als een geschiedenis van ideeën en als een geschiedenis van personen. De Waal voegt daar een derde aan toe: een geschiedenis van objecten.
“Je haalt een voorwerp uit je broekzak, legt het voor je neer en begint. Je begint een verhaal.”

Dat verhaal begint in Odessa, waar de Joods-Russische familie Efrussi rijkdom heeft vergaard met de graanhandel. De beide zonen van stamvader Charles Joachim Efrussi, Leon en Ignace, werden naar resp. Parijs en Wenen gestuurd om daar het imperium verder op te bouwen.
Nu zoomt De Waal verder in op één van de zonen van Leon in Parijs, Charles Ephrussi (de familie heeft inmiddels de f vervangen door ph).  Charles is niet geschikt voor de financiele wereld, hij ontwikkelt zich als kunsthistoricus en schrijft artikelen voor een bekende franse krant. Het ‘Japonisme’ doet rond die tijd, we spreken over ongeveer 1870, opgang en Charles bouwt een collectie op van Japanse kunst, waaronder veel lakwerk én de netsukes.
Charles is niet alleen een dandy, maar ook intelligent, nieuwsgierig en gepassioneerd als het gaat over kunst. Door zijn afkomst verkeert hij in de hogere kringen, waar ook veel kunstenaars hun opwachting maken. Zo komt hij in contact met vrijwel alle impressionistische schilders van die tijd, maar ook met schrijvers als Proust, Balzac, Zola, Dumas en Huysmans. Sterker nog, Charles schijnt samen met de mij onbekende Charles Haas model gestaan te hebben voor Proust’s personage Swann.

Samen met zijn assistent Jules Laforgue staat hij op een schilderij van Renoir, het is de man die we achteraan op de rug kijken, met de zwarte jas en hoed.

Als de neef van Charles, Viktor, in het huwelijk treedt met de mooie Emmy Schey von Koromla, krijgen zij van Charles als huwelijksgeschenk…..de netsukes. Nu verplaatst het verhaal zich naar Wenen, waar Viktor inmiddels de bank Ephrussie & cie. heeft overgenomen van zijn vader Ignace. Victor en Emmy krijgen vier kinderen: Elisabeth, Gisela, Ignace (Iggie) en Rudolf. Het antisemitisme is in opkomst en de joodse Ephrussies krijgen hier steeds meer last van. Hoewel zij niet joods praktiserend zijn, worden zij steeds meer gedwongen hierin keuzen te maken, zoals door de Dreyfus affaire die Parijs in tweeën scheurt en de joden dwingt te kiezen tussen land en geloof;

"Hun patriottisme wordt in twijfel getrokken: door hun steun aan Dreyfus bewijzen ze eerst en vooral Joods te zijn en pas in tweede instantie Frans. Charles en zijn broers, officieel nog steeds Russische staatsburgers, zijn typische Joden."

Komen ze de eerste wereldoorlog nog goed door, in de aanloop naar de tweede gaat het fout.
Als de anschluss van Oostenrijk bij Duitsland een feit is, wordt het gehele bezit van de familie geconfiskeerd. Behalve…..de netsukes. Die worden op wonderlijke wijze gered en komen via via bij Iggie terecht, die ermee naar Japan gaat en daar verder zijn leven opbouwt.

Als familie-geschiedenis vind ik dit boek minder geslaagd, juist omdat het een geschiedenis van objecten, de netsukes, is en daardoor een onevenwichtige familie-geschiedenis oplevert. Hierdoor blijven veel familie-aangelegenheden onduidelijk. Zo kon ik niet helemaal volgen hoe de familie van handelaars in graan opeens bankiers zijn geworden.
Als beschrijving van het 19e eeuwse Parijs van Charles en het 20e eeuwse Wenen van Viktor en Emmy is dit echter een fascinerend verhaal omdat zowel stad als periode gedetailleerd en levendig worden beschreven. Het is ook een stuk kunstgeschiedenis, voor liefhebbers van het impressionisme en het japonisme valt hier veel te genieten.

Als De Waal aan het eind van het boek tenslotte nog een bezoek brengt aan Japan en Odessa, worden de losse eindjes netjes afgehecht.
Mijn eindoordeel: een minder geslaagde familie-geschiedenis, maar een boeiend (kunst-)geschiedenisboek.
Als je dit boek wilt lezen raad ik de papieren versie aan, omdat je dan (gemakkelijker) terug kunt bladeren naar de stamboom van de familie, die af en toe hard nodig is om namen te kunnen plaatsen in tijd en plaats.





De oma van Edmund, Elisabeth Ephrussie (1899-1991) huwde overigens met de Nederlander Hendrik de Waal en heeft zelf ook romans geschreven, die ongepubliceerd bleven, met uitzondering van The Exiles Return, een roman die begin dit jaar verscheen.

David Mitchell - The Bone Clocks (Tijdmeters)

Engelse fictie
Ik las het ebook, 597 blz.
De vertaling van The Bone Clocks verschijnt op 15 december a.s. als Tijdmeters (688 blz.) bij uitgeverij Nieuw Amsterdam



Hoe kan het, dat een verhaal dat eigenlijk totaal ongeloofwaardig is, je toch helemaal meesleept?
Dat moet wel aan de vertelkunst van David Mitchell liggen.
Want in deze roman met een fantasy/SF inslag, die in de basis handelt over een strijd tussen goed en kwaad, gebeuren rare dingen. Er staan zelfs woorden in die niet bestaan, maar die woorden ben je geneigd te gaan opzoeken in het woordenboek.

Centraal in het verhaal staat de strijd tussen de Horologisten (de goeden) en de Anchorites (de kwaden). Beide groepen zijn zgn. atemporals, ze hebben het eeuwige leven, maar daar waar de horologisten deze ‘eigenschap’ van nature hebben (zij worden steeds opnieuw geboren in een ander lichaam) hebben de anchorites hiervoor menselijke offers nodig (ik gebruik de termen uit de engelse versie, ik weet niet hoe deze vertaald zullen worden).
Qua structuur is de roman opgebouwd uit 6 delen, die verschillen van stijl en genre; literair, fantasy, thriller, dystopian. Elk deel wordt vanuit een andere personage verteld, maar wel op de één of andere manier een link hebben met Holly Sykes, de heldin van dit verhaal. Dat begint met het eerste deel in 1984 met een zeventienjarige Holly en eindigt met het 6e deel in 2043.
Holly raakt, aanvankelijk onbewust, betrokken bij de strijd tussen de horologisten en de anchorites. In het begin lijkt het allemaal tamelijk onbegrijpelijk maar Mitchell schrijft meeslepend en heeft van Holly een enorm sympathieke jonge vrouw gemaakt, waardoor ik al snel meeging in het verhaal en terecht kwam in een soort rollercoaster van avonturen, waar zelfs een paar ‘Easter Eggs’ in verstopt zijn (Hugo Lamb is een personage in Black Swann Green en Marinus in Jacob de Zoete).

In een interview met de auteur op The Millions (zie HIER) las ik dat Mitchell zich laat beïnvloeden door de boeken die hij leest. Zo is The Bone Clocks beinvloedt door een dystopian uit de jaren 50 van John Christopher (The Death of Grass), The Eagle of the Ninth serie van Rosemary Sutcliff, The World without us van Alan Weisman en Independent People van Halldor Laxness.

De tijd speelt eveneens een belangrijke rol in dit boek. De atemporals met hun eeuwige leven, het voortschrijden van de tijd in de verschillende delen van het verhaal maar natuurlijk ook de sterfelijke mens: de bone clock, de tijd  van leven die onherroepelijk en onbarmhartig verstrijkt.
Mitchell schrijft sprankelend, met gemak en zichtbaar plezier. In een review las ik dat zijn zinnen 'zingen'.
Tot nu toe las ik van Mitchell Wolkenatlas en De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet. Nu vastbesloten de rest van zijn boeken ook te gaan lezen! 

Het jaar is nog niet om, maar ik denk zomaar dat dit geweldige leesavontuur mijn beste boek van het jaar wordt.