Ik was eigenlijk (dacht ik) een beetje klaar met die stroom romans over de oorlog.
Maar over Parnassia las ik zulke lovende dingen, dat ik me er toch nog een keer aan wilde wagen.
Eigenlijk is het niet een oorlogsboek in strikte zin; het heeft zijn ankerpunt weliswaar in de tweede wereldoorlog, maar gaat voor mij toch vooral over iets anders: identiteit.
In 1942 worden Rivka, dan 4 jaar oud, en haar oudere broertje Simon Lezer op een veilige plek ondergebracht. Simon gaat naar een boerderij, Rivka komt terecht bij een (kinderloze) dominee en zijn vrouw in het Zeeuwse dorpje Zaamslag.
Rivka heet vanaf nu Anneke. Aan anderen wordt verteld dat Anneke haar ouders is verloren (bombardement in Rotterdam)en Anneke gaat dat gaandeweg zelf ook geloven.
In eerste instantie wordt Anneke geleerd dat ze haar joodse woordjes niet meer mag zeggen omdat dat heel gevaarlijk is, maar langzamerhand wordt Anneke door de dominee geïndoctrineerd met het christelijke (gereformeerde) geloof, want dat is het ware geloof! Als klein kind is Anneke natuurlijk nog zo kneedbaar als wat, en ze gaat zelf ook geloven dat het joodse geloof fout is.
Als de oorlog is afgelopen, staat de vader van Rivka met Simon voor de deur om zijn dochter mee terug te nemen. Moeder heeft het niet overleefd en vader is vel over been. Voor Anneke staat er een vreemde man aan de deur, ze wil niet mee terug en haar pleegouders staan ook niet te trappelen om haar mee terug te geven.
Verbazingwekkend genoeg worden ze hierin gesteund door de Commissie voor Oorlogspleegkinderen, die ook in werkelijkheid in veel gevallen uiteindelijk hebben geadviseerd dat het beter was om de kinderen bij hun pleegouders te laten. Ik wist dit niet, ik vond het echt schokkend om te lezen. Dan heb je als joodse ouder(s) je kind in veiligheid gebracht, zelf de verschrikkingen overleefd en dan krijg je je kind niet meer terug!
Anneke gaat naar mate ze ouder wordt steeds meer vraagtekens bij het christelijke geloof zetten, vooral als ze hoort dat die ook voorschrijven dat ze voorbestemd is om te trouwen en kinderen te krijgen, zodat ze niet mag gaan studeren.
Ze gaat steeds meer rebelleren en trouwt uiteindelijk een joodse man, Joost (Jonathan). Dan gooit haar pleegvader de handdoek in de ring. Hij schrijft haar:
"Hoe meer je leerde, hoe ouder je werd, hoe kenmerkender ik jouw manier van denken ervoer. Een echte jood, hoe vaak heb ik dat niet gedacht. Hoe respectvol ik ook wil omgaan met andersdenkenden en andersgelovenden, het viel mij zwaar te zien hoe jij niet kon ontsnappen aan de valkuil waarin het joodse volk gelopen is"en dat gaat zo nog even verder en wordt nog veel erger. Over tolerantie gesproken.
Anneke heeft ondertussen iemand gevonden die net als zij zijn joodszijn ontkent, voor hem omdat de gruwelen uit de kampen te groot voor hem zijn. Beiden leven daardoor eigenlijk in een voortdurende staat van ontkenning van de eigen identiteit.
Inmiddels heeft ze haar baan als onderwijzeres moeten opgeven (gehuwd) en drie kinderen gekregen die ze eigenlijk helemaal niet wilde.
Als haar broer Simon voor de deur staat wordt het Joost pas duidelijk dat Anneke joods is. Er knapt iets bij hem en hij raakt in een psychose. Anneke kan het niet meer aan, haar kinderen worden door de kinderbescherming weggehaald.
Ze gaat naar Amsterdam en begint een nieuw leven als onderwijzeres, ze kan weer leren en werken als een zelfstandige vrouw, iets wat ze altijd gewild heeft.
Pas jaren later, als Joost overlijdt, moet ze de confrontatie met haar kinderen aan, vooral haar oudste dochter Sandra. Dan moet ze ook de confrontatie met zichzelf aan, daartoe aangezet door haar huidige man Jean.
De gesprekken die ze voert met haar dochter Sandra, in de strandtent Parnassia (bestaat echt, tussen Bloemendaal en Zandvoort) vormen de hoofdlijn in het boek, de verhalen die ze haar vertelt over haar leven zijn de hoofdstukken die daartussen zitten. Een prachtige vondst want zo wordt er direct gereflecteerd op wat er in het verleden is gebeurd. Anneke heeft immers het gevoel dat ze zich tegenover haar dochter moet verantwoorden.
Twee gedachten bleven na lezing bij mij rondzingen; de eerste was dat je je roots nooit kunt verloochenen, dat het altijd weer als een boomerang bij je terugkomt. Dat is ook iets waarvan ouders van uit niet-westerse landen geadopteerde kinderen zich terdege bewust moeten zijn (en ook steeds meer zijn, getuige het aantal adoptie-kinderen dat op zoek is naar hun biologische ouders).
De tweede is dat je als kind gezegend bent als je twee geestelijk gezonde ouders hebt die je een warm en veilig nest kunnen bieden. Je hebt het niet voor het kiezen en dat geeft veel kinderen een heel oneerlijke start in het leven.
Ik las dit boek vooral als een boek over een zoektocht naar identiteit, maar het is ook een mooi verhaal over het leven van een vrouw, die worstelt met de normen en eisen die haar zijn opgelegd waardoor ze niet het leven kan leiden dat ze eigenlijk voor ogen had. Het is geen vrolijk verhaal maar zeker ook wel weer hoopvol. Ik vond het in ieder geval een werkelijk prachtig boek.