Stephen Kelman - Pigeon English



Ik ging goed van start in dit boek, over een 11-jarig Ghanees jongetje, Harrison Opoku, dat met zijn moeder en zus Lydia in Londen komt wonen, in een naargeestige buitenwijk met gemeenteflats. Vader, oma en baby Agnes zijn achtergebleven in Ghana omdat er geen geld meer was voor meer tickets.

Harri moet, als opgroeiende jongen, niet alleen een totaal nieuwe (westerse) wereld leren kennen, maar ook de mores van de straatjongens om hem heen. Harri is gefascineerd door de Dell Farm Crew, een plaatselijke bende waarvan de leden namen hebben als Killa, Dizzy en X-fire. Die proberen Harri in te lijven in hun 'gang', maar Harri is te lief, te netjes om er deel van uit te maken. Hij houdt niet van geweld en zijn moeder waakt ervoor dat hij aan de fatsoenlijke kant blijft.

Harri is een heerlijk joch, dat heel aandoenlijk is in de manier waarop hij de wereld om hem heen probeert te begrijpen. Dat levert grappige beelden op, zoals over taal:
In England there's a hell of different words for everything. It's for if you forget one, there's always another one left over. It's very helpful. Gay and dumb and lame mean all the same.

Of over de wasserette:
The washing machines don't belong to any one person, they're for everybody who lives in the flats. You have to pay them money to make them work. Every machine is big enough to fit a person inside. One day I'm going to try it. I'm going to sleep inside it, it's one of my alltime ambitions.

Over waarom wij namen hebben:
A name is so Jesus will find you. Otherwise Jesus won't know who he's looking for and you'd just float in space forever. That would be hutious. What if you fell into the sun, you'd get burned up like human toast!

Zulke gedachten maken het verhaal een genot om te lezen, maar tegelijkertijd begint er een ander, onheilspellend gevoel omhoog te kruipen. Want Harri mag dan nog een naief onschuldig jongetje zijn, de andere jongetjes om hem heen zijn niet meer zo onschuldig, die leven in de keiharde wereld van de bendeoorlogen.
Harri heeft moeite om spel en werkelijkheid uit elkaar te houden. Als er een jongen wordt doodgestoken en de politie zich stil houdt, besluit hij met zijn vriendje Dean, die altijd CSI op tv kijkt, zelf de moordenaar te gaan zoeken. Om van de beloning die dan in het verschiet ligt, een Playstation te kunnen kopen. Hoewel het hilarische scenes oplevert, is het tegelijkertijd ook verontrustend, omdat de jongens niet doorhebben dat dit allang geen spel meer is.

De Pigeon in de titel is voor meerdere uitleg vatbaar. Het is de duif waarmee Harri vriendschap sluit. Voor wie hij stiekem meel uitstrooit op het balkon. En die hij ziet als zijn beschermduif, met wie hij denkbeeldige gesprekken voert.
Maar het is, zo las ik later, ook een verwijzing naar het pidgin, het creoolse Engels dat de taal is van de straatjongeren. Het is een mengeling van Engels en Afrikaans slang. Van sommige woorden is de betekenis goed af te leiden, maar er waren ook woorden bij die ik niet kon plaatsen, vooral omdat ik toen nog niet wist dat het pidgin english was: hutious (angstaanjagend)bijvoorbeeld, of Asweh. Ik dacht dat dat een Ghanees stopwoordje was maar dat blijkt een verbastering van 'I swear' te zijn.

In het begin schreef ik dat ik goed van start ging in dit boek en dat gevoel kon ik heel lang volhouden.
Maar wat voelde ik mij verraden aan het eind van het boek! Wat een dolk in de rug! Wat een schok maar wat een totale verrassing ook! Ik ga het niet verklappen, ik vond het eerst een anti-climax, maar uiteindelijk bedacht ik dat het toch precies past in dit knap geschreven, aangenaam te lezen verhaal.

Pigeon English is het debuut van Stephen Kelman (1976) en gebaseerd op een werkelijk verhaal. Kelman is met Pigeon English doorgedrongen tot de shortlist van de Man Booker prize for fiction (niet te verwarren met de Man Booker international prize) 2011, samen met: Julian Barnes (The sense of an ending), Carol Birch (Jamrach's menagerie), Patrick DeWitt (the Sisters Brothers), Esi Edugyan (Half Blood Blues)en A.D.Miller (Snowdrops).

Boekgegevens:
Uitgeverij Bloomsbury, 2011
Ik las dit boek: als ebook in de originele taal (221 blz)
Het boek is inmiddels ook in het Nederlands uitgebracht, (merkwaardigerwijze) onder dezelfde titel.

Guy Gavriel Kay - Tigana



Eindelijk weer eens een goede Fantasy roman gelezen. Daarmee bedoel ik niet, dat ik daarvoor alleen maar slechte Fantasy heb gelezen. Maar dat het te lang geleden is, dat ik me heb laten betoveren door dit genre. Betoveren jawel. Ik wil hier nog wel een keer een lans breken voor het Fantasy/SF genre. Die wordt toch nog heel vaak gezien als 'candy for the brain', zonde van je tijd, flutboeken over tovenaars, draken en trollen (Fantasy) of ruimteschepen en groene mannetjes (SF).

En natuurlijk zijn er slechte fantasy-boeken. Net zoals er slechte 'literatuur' is.
Maar er zijn ook veel mooie fantasy-boeken, net zoals er mooie literatuur is. Ach, die term literatuur. Ik heb het er al vaker over gehad. Die moeten we maar vergeten. Je hebt goede en slechte boeken. En als je van lezen houdt, weet je zelf wel wat goed en slecht is.
Het Fantasy/SF genre zorgt ervoor dat ik terugkeer naar het lezen uit mijn jeugd. Naar het 'verdwijnen in een andere wereld'. Maar het is niet alleen aangename verpozing. Fantasy en SF spiegelen ons voor in wat voor een kwetsbare wereld wij leven. Door het 'What if..' thema dat het genre kenmerkt, wordt ons voorgehouden wat er kan gebeuren met ons en onze wereld zoals wij die nu kennen. Maar ook worden onze deugden en ondeugden, en onze emoties uitvergroot.
In Fantasy worden werkelijkheid, mythen, magie en (vooral in SF) wetenschap samengeweven tot een speculatief geheel. Dat vraagt van de auteurs een enorme intelligente creativiteit, waar ik veel bewondering voor heb en ook veel plezier aan beleef.
Er wordt vaak gezegd dat het in Fantasy altijd maar gaat om de strijd tussen goed en kwaad. Eén van de functies van literatuur, in welke vorm dan ook, is om het onbegrijpelijke begrijpelijk te maken. Waarom is het kwaad in de wereld? Waarom is het kwaad in de mens? Wat kunnen wij ertegen doen? Daar gaat het over in Fantasy. En over al die andere thema's van de literatuur: liefde en haat, trouw aan een ander en aan jezelf, anders-zijn, zoeken naar identiteit, macht en moed. En dan zijn het ook nog verhalen waar ik door gepakt word, die me in hun macht houden.

In Tigana wordt ons een wereld voorgespiegeld die heel erg lijkt op onze wereld. Specifieker, op Italië in de Middeleeuwen. De kaart van het land waar het over gaat, de Palm, is een omgekeerde laars. De provincies en de mensen die er rondlopen hebben Italiaanse namen. Jaren terug is de Palm veroverd door twee tirannen die samen streden om dit land. In het westen heerst Brandin van Ygrath en in het oosten Alberico van Barbadior. Beide magiërs. Zij konden de Palm veroveren doordat er geen eenheid binnen het land was. De provincies waren veel meer bezig met het strijden tegen elkaar en niet tegen hun gemeenschappelijke vijanden, waardoor zij op het moment dat het nodig was niet de eenheid konden vormen die nodig was om de veroveraars het hoofd te bieden.
Bij de strijd om de provincie Tigana wordt de zoon van Brandin, Stevan, gedood door Valentin, de prins van Tigana. Om het volk van Tigana te straffen, spreekt Brandin een vloek over Tigana uit, waardoor alleen nog de mensen die voor die tijd geboren waren in Tigana, de naam kunnen uitspreken en verstaan. Tigana is weggevaagd en heet voortaan Neder Corte. Zij wordt, net als de andere westelijke provincies, overheerst door de Ygrantijnen. Gebouwen en beelden zijn vernietigd, boeken verbrand. Niets rest er meer van deze eens zo prachtige provincie. Alleen door de dood van Brandin kan de vloek opgeheven worden, maar dat moet dan wel gebeuren voordat de laatste in Tigana geborene (en daarmee de laatste herinnering) sterft.
De zoon van Valentin, Alessan, heeft de oorlog overleefd en wil Tigana haar naam teruggeven. Met een aantal getrouwen uit Tigana zwerft hij jarenlang door de Palm. Met maar één doel: een manier vinden om beide tirannen te doden en de Palm aan haar volk terug te geven.

Omdat het verhaal langzaam opgebouwd wordt, worden de personages diep uitgewerkt en vormen zich voor je ogen als levende wezens met al hun goede en zwakke punten, hun emoties en hun passies. Macht en strategie zijn belangrijk thema's in 'Tigana' en daarmee is dit verhaal uit 1990 verbazingwekkend actueel. Een onderling verdeeld volk dat onder de voet gelopen wordt door tirannen (dictators)die elkaar bevechten om het grootste stuk; de strategiën, het mobiliseren van het volk om het land terug te winnen. Maar het is ook een verhaal over liefde en mededogen. En natuurlijk ook nog een ouderwets spannend verhaal waarin de magie pas aan het eind een belangrijke rol krijgt en veel dingen niet zijn wat ze lijken.

Guy Gavriel Kay is een canadese auteur die naar eigen zeggen behoorlijk beïnvloed is door Tolkien; hij heeft de zoon van Tolkien geholpen met het redigeren van het ongepubliceerde werk van Tolkien. Veel van zijn boeken gaan over werelden die lijken op werkelijke plaatsen in de werkelijke geschiedenis. Zijn werk wordt daarom ook wel historische fantasy genoemd.
Voor mij begon het allemaal met The Fionavar Tapestry. Zijn eerste boek, The Summer Tree, vormt het eerste deel van deze fantastische trilogie. Daarna was ik 'hooked', niet alleen wat Kay betreft maar ook wat fantasy aangaat.
Met 'Tigana' won Kay in 1991 de Aurora Award (prijs voor beste Canadese Fantasy en SF). Die won hij ook al met het tweede deel van The Fionavar Tapestry (The Wandering Fire).


Boekgegevens:
Uitgeverij De Boekerij, 1991, 594 blz.
ISBN 9022512290
Oorspronkelijke titel: Tigana (1990)
Ik las dit boek: uit eigen kast

Margaret Mazzantini - Ga niet weg



Ik las dit boek voor de leesclub. Eerlijk gezegd dacht ik, afgaand op het omslag en de titel, dat dit een romantisch soort van 'vrouwenboek' (sorrrrry) zou zijn. Niet een genre waar ik als eerste naar zou grijpen.
Maar het bleek een totaal ander boek en mooi!
Een chirurg van middelbare leeftijd vertelt over zijn leven terwijl zijn collega's vechten voor het leven van zijn dochter, die net met haar scooter onder een auto is gekomen. Het is een lange monoloog waarin de man verantwoording aflegt aan zijn dochter. Hij blijkt er een dubbelleven op nagehouden te hebben. Naast zijn perfecte leven met een perfect verlopende carrière, als (verre van perfecte) echtgenoot van een perfecte vrouw zoekt hij de rafelranden van de samenleving. Hij wordt verliefd op een lelijke vrouw met een armoedig leven in een armoedig, kitscherig huis maar ervaart dit als het echte leven, als echte liefde. Dit is wat hem raakt. Hij heeft echter moeite met kiezen: ga ik voor dit echte leven, of kies ik voor veilig en voor wat men van mij verwacht?
Het verhaal lijkt gemakkelijk te lezen, maar verteert langzaam; het stemt tot nadenken. Het is een melancholisch, droevig en bij vlagen poëtisch verhaal, vol wonderschone zinnen en een overdonderend einde.

Margaret Mazzantini (1961) heeft een Ierse moeder en een Italiaanse vader, en woont in Rome. Ze studeerde aan de toneelschool en heeft daarna in veel toneelstukken en films gespeeld. In 1994 verscheen haar eerste boek (vertaald als 'Het zinken teiltje') waarvoor zij de Premio Campiello won. Voor 'Ga niet weg' kreeg zij de Premio Strega 2002, de meest prestigieuze Italiaanse literatuurprijs.

Boekgegevens:
Wereldbibliotheek, 2010, 272 pag.
ISBN: 9789028423398
Ik las dit boek: als ebook