(Fugitive pieces, 1996, Can)
De Poolse Jakob Beer, de verteller van het eerste deel van dit boek, is 5 jaar oud als zijn ouders tijdens een razzia worden gedood en zijn zus Bella wordt afgevoerd. Jakob overleeft omdat hij verstopt zit in een kast. Na een zwerftocht duikt hij op in de 'verdronken stad' Biskupin. Een plek waar Athanasios (Athos) Roussos bezig is met archeologische opgravingen. Hij neemt Jakob mee naar zijn huis op het Griekse eiland Zakinthos. Daar probeert hij de jongen het verleden te laten vergeten, door hem Grieks te leren en vooral door hem verhalen te vertellen. Athos is geoloog en vooral deskundig op het gebied van paleobotanie, hij weet alles van fossiele houtsoorten. Hij stamt af van een familie van zeevaarders en heeft daarom ook grote interesse voor alles wat met de zee te maken heeft, navigatie, sterrenkunde en de poolstreken. Jakob groeit op omringd door boeken, gevoed door kennis. Maar het verleden laat hem niet los en hij wordt vooral achtervolgd door herinneringen aan zijn geliefde, zeer muzikale zus Bella.
Als Athos een aanstelling kan krijgen bij de nieuw op te richten geologische faculteit van de universiteit van Toronto, verhuizen de twee naar Canada. Die aanstelling krijgt hij mede door zijn vriendschap met Frank Debenham, die samen met Griffith Taylor en Silas Wright (allen mannen die werkelijk hebben bestaan) heeft deelgenomen aan de beroemde Terra Nova Expeditie naar Antarctica van Robert Scott.
Jakob groeit daar verder op, volgt een opleiding, wordt dichter en vertaler en ontmoet zijn eerste vrouw Alexandra.
Later keert hij terug naar Griekenland, naar het eiland Hydra, waar het geboortehuis van Athos staat en waar hij met zijn tweede vrouw Michaela uiteindelijk gelukkig wordt, hoewel Bella hem nooit verlaten heeft.
In het tweede deel wordt een nieuwe verteller geintroduceerd: Ben, geboren ruim na de oorlog uit joodse kampoverlevenden. Via Ben en zijn vrouw Naomi wordt het laatste stukje van het leven van Jakob verder ingevuld.
Toen ik met dit boek begon, struikelde ik in het begin al over deze passage:
"De bosvloer is bronskleurig, gespikkeld, in de bladeren zit gekarameliseerde suiker. Het lijkt of de takken op de uiwitte hemel zijn geverfd. Op een ochtend kijk ik hoe een vinger van licht zich behoedzaam over de grond een weg naar mij zoekt."Ik ben erg allergisch voor het overdadig gebruik van bijvoeglijke naamwoorden en beeldspraak, dus hier begon ik even te twijfelen: gekaramelliseerde suiker in bladeren? Uiwitte hemel? Is dit wel een boek voor mij?
Gelukkig bleek het niet exemplarisch voor het vervolg. Het veelal poetische en beeldende taalgebruik heb ik daarna niet meer als storend ervaren en voegt iets wezenlijks toe aan dit verhaal over twee heel verschillende, door de oorlog getekende mannen.
De symboliek van de letterlijk naar het verleden gravende Athos ligt er natuurlijk wel dik bovenop, maar dat is ook wel weer mooi omdat het tot in de details wordt doorgetrokken. Maar veel meer dan dat is het toch de taal, die de mannen en vrouwen in dit boek staande houdt; boeken, gedichten, woorden, taalgrappen, alle personages die een rol van betekenis spelen hebben hier iets mee. De manier waarop dit dan weer door Michaels in taal gevat wordt, maakt dit een indrukwekkend boek.
Waar je overigens wel de tijd voor moet nemen, je leest het niet even vlotjes weg maar dat wil je ook niet, door de prachtige zinnen die Michaels uit haar pen laat vloeien.
Dit boek is er één van mijn lijstje van boeken die ik dit jaar wil lezen.
Fugitive pieces was de eerste roman van Anne Michaels (1958). In 2009 schreef ze haar tweede boek, The Winter Vault (vertaalde als Het Wintergewelf). Die heb ik (uiteraard) meteen op mijn lijstje gezet.