Hilary Mantel - De geest geven

Hilary Mantel - De geest geven (2016)
Oorspr: Giving up the ghost (UK, 2003, memoir)
Gelezen uit de biep

Net als veel van jullie zag ik Hilary Mantel onlangs in een prachtig interview met Adriaan van Dis in de jaarlijkse even-terug-in-de tijd boekenweekspecial Hier is....Adriaan van Dis.

Ik wist wel dat ze ziek was, maar niet dat haar ziekte veel te maken heeft met haar uiterlijk. Ik vond haar altijd zo'n merkwaardig gezicht hebben, iets asymetrisch, een hier-klopt-iets-niet gezicht.
Dat laatste, hier klopt iets niet, is een tamelijk understatement voor wat deze vrouw heeft doorstaan. Maar lang niet het hele boek gaat over haar ziekte. De eerste helft gaat over haar kindertijd, die een sterk stempel op haar schrijverschap heeft gedrukt maar waarin voor haarzelf nog steeds elementen zijn die zij niet kan plaatsen. Om het mooi te zeggen; ze is er nog niet mee in het reine. Niet precies meer wetend wat echte herinneringen zijn en wat er zelf bijverzonnen is, gaat ze terug naar haar jeugd om, zoals ze dat zelf zegt, uit de afbladderende verfschilfers de oorspronkelijke kleur te achterhalen.

Hilary (1952) is het kind van Ierse ouders maar groeit op in Engeland in een rooms-katholieke omgeving. Hoewel afkomstig uit een eenvoudig gezin, was haar moeder een nogal bohemien-achtig type die, terwijl ze nog getrouwd was, ook een minnaar in huis haalde, Jack Mantel. Daar zat de 7-jarige Hilary, met haar moeder en Jack, én met haar vader, die ook nog in hetzelfde huis woonde maar geen deel meer uitmaakte van het gezin. Op haar 11e scheiden haar ouders definitief en ze heeft haar vader daarna nooit meer gezien. Met haar stiefvader heeft ze een moeizame verhouding maar toch heeft ze later zijn naam aangenomen.

Ik ben geen voorstander van het uitgebreid navertellen van de inhoud van een boek en dat ga ik hier ook niet doen, alhoewel ik wel die neiging heb en veel citaten zou willen geven die getuigen van de zowel lichte, humorvolle alsook serieuze, nadenkende toon van dit boek. Volstaat te zeggen dat haar leven verloopt volgens de traditionele lijnen. Behalve dan dat ze trouwt met een man (geoloog Gerald McEwen) die veel in het buitenland zit en zij uiteraard geacht wordt mee te gaan (Afrika, Saoudi-Arabië) en dat ze ziek wordt en men niet in staat is een goede diagnose te stellen, waardoor ze zelfs een tijdje in een psychiatrische kliniek belandt. En dat ze door deze foute diagnose geen kinderen kan krijgen. Haar niet-gewenste kinderloosheid  is, naast de jeugdjaren, het tweede belangrijke onderwerp in deze memoire. Het gedroomde kind blijft haar lang als een geest achtervolgen, net als de geest van haar stiefvader Jack. Ze lijdt ook erg onder haar, als gevolg van haar ziekte, sterk veranderende lichaam.
Op de cover zie je een lang, tenger en heel knap jong meisje dat niet meer kon verschillen van de vrouw die ze nu is geworden.

Als ze het heeft over haar ziekte en de gevolgen daarvan, zegt ze:
"Ik schrijf dit niet omdat ik op medeleven uit ben. Er zijn mensen die het veel zwaarder hebben en nooit een pen op papier hebben gezet. Ik schrijf om het verhaal van mijn kinderjaren en mijn kinderloosheid de baas te worden en om mezelf te lokaliseren, zo niet in een lichaam, dan toch in de smalle ruimte tussen de ene letter en de volgende, tussen de regels waar de geest van de betekenis huist. De geest heeft een woning nodig en houdt zich op waar dat kan; je pleegt geen zelfmoord omdat je een losse hoes moet dragen in plaats van een jurk. Er zijn meer mensen wier persoonlijkheid net als de mijne ontworteld is. Je moet jezelf weer terug zien te vinden in de doolhof van de maatschappelijke verwachtingen en de warwinkel van de herinnering: welke stukjes van jezelf zijn nog intact?"
'De geest geven' is een wat merkwaardige titel voor dit boek. Het is weliswaar de vertaling van de oorspronkelijke titel, de engelse uitdrukking 'giving up the ghost', maar moet hier ook vooral letterlijk worden genomen. Want door het schrijven van deze memoire (en de verkoop van haar tweede huis) kan Hilary uiteindelijk haar geesten opgeven: haar niet geboren kinderen, en haar stiefvader.

Prachtig boek dat door de stijl van Hilary niet alleen een genot is om te lezen, maar ook inzicht biedt in de auteur en daarmee ook een beetje in de achtergronden van haar boeken.



Dirk de Wachter - Borderline times

Dirk de Wachter: Borderline times; het einde van de normaliteit.
België, 2013

Ik ben niet heel positief als het gaat over de maatschappij waarin we nu leven, en ook niet optimistisch over de toekomst. Ik ben blij dat ik wat ouder ben, want het lijkt me niet fijn om nu jong te zijn.
Dirk de Wachter, een Vlaamse psychiater en psychotherapeut, heeft zich, vanuit de interesse in wat men noemt 'sociale psychiatrie' verdiept in de manier waarop onze leefwereld onze psyche beïnvloedt en wat dat voor gevolgen heeft. Hij is geen aanhanger van Dick Swaab (wij zijn ons brein) maar van mening dat ons brein reageert op de impulsen uit de wereld om ons heen.

Aan de hand van 9 criteria voor een borderline persoonlijkheidsstoornis neemt hij de huidige maatschappij de maat. Een borderline stoornis: 'een diepgaand patroon van instabiliteit in intermenselijke relatie, zelfbeeld en affecten en van duidelijke impulsiviteit, beginnend in de vroege volwassenheid en tot uiting komend in diverse situaties'.

De Wachter past vervolgens deze 9 criteria toe op een maatschappijkritiek door uit elk criterium een stelling te formuleren. Hij gebruikt veel citaten uit literaire werken, met name uit de boeken van Michel Houellebecq, iemand die de maatschappijkritiek zo'n beetje heeft uitgevonden.
Onze individualistische maatschappij, met een verregaande individuele vrijheid (of de illusie daarvan?), emancipatie, secularisering en globalisering leidt ertoe dat veel mensen ongelukkig zijn; depressies, burnout, ADHD, autisme-spectrumstoornissen (ik krijg overigens de indruk dat dit in toenemende mate een stoere 'ziekte' is, opeens heeft iedereen wel iets afkomstig uit het autisme-spectrum), toenemende zelfmoordcijfers.

Ik lees overigens regelmatig dat wij zo'n gelukkig volkje zijn, maar toch wijzen de cijfers erop dat er veel mensen zijn die aan stress of andere maatschappij-gerelateerde aandoeningen lijden, dus hoe kan dat dan? Zo waren in België in 2011 1 op de 4 mensen in behandeling voor een depressie of andere psychiatrische aandoening, slikte 1 op de 10 Belgen antidepressiva en was het ritaline-gebruik van Vlaamse kinderen met een diagnose ADHD tussen 2005 en 2009 verdubbeld. Voor Nederland zal dat niet veel anders zijn, en inmiddels een paar jaar verder vrees ik dat de cijfers nog wel wat hoger zijn geworden.
Ook in mijn directe omgeving zie ik steeds meer mensen die gebukt gaan onder (vaak werkgerelateerde) stress.

Enfin, de focus die ik uit dit boek haal is: dat wij langzaam toegroeien naar een meritocratische samenleving (waarin een ieders sociaal-economische positie is gebaseerd op zijn of haar verdiensten, met andere woorden: als je niet vreselijk je best doet en meegaat in de prestatiecultuur, wordt je gezien als een loser en tel je niet mee), waarin een toenemende stuurloosheid is te onderkennen. Het verdwijnen van traditionele sjablonen, het vervagen van sekserollen, de zich opdringende en dwingende beelden van mode, lifestyle, looks en design (je moet er aan meedoen om erbij te horen), de dominantie van beelden en het gebrek aan woorden (de selfie-en twitter cultuur) dragen hier zwaar aan bij.
Daarbij zijn we geobsedeerd door onszelf en hebben we het idee dat het leven uitsluitend uit genot en geluk moet bestaan en zo niet dan klopt er iets niet. We kunnen niet meer omgaan met ongeluk of met het idee dat leven soms ook gewoon niet leuk en fijn en prettig is. Voor velen leidt dit tot een gevoel van zinloosheid en leegte. Een leegte die zo snel mogelijk moet worden opgevuld (met iets leuks uiteraard).

Iemand heeft een borderline-stoornis als hij voldoet aan 5 van de 9 criteria. De samenleving als geheel, gelegd langs deze meetlat, voldoet ruimschoots aan deze voorwaarden. De samenleving is ziek, en de scheidslijn tussen psychiatrische patienten en gezonde mensen is maar heel dun.
Hoewel De Wachter aangeeft dat hij niet louter een cultuurpessimistisch discours wil houden, wijst hij weliswaar wel af en toe op hoopgevende signalen dat er misschien iets kan veranderen of misschien zelfs al aan het veranderen is, maar geeft hij niet de beloofde 'tools die we kunnen hanteren om met deze nieuwe wereld ethisch zinvol te blijven omgaan'.

Het boek leest als een trein en was voor mij erg herkenbaar. Daarin schuilt natuurlijk ook een gevaar, omdat het zo bevestigend is. Voor je het weet word je ervan beschuldigd 'in je eigen bubble' te zitten. Komt niet voor in dit boek, maar het is vast ook een kenmerk van deze borderline maatschappij: dat we allemaal lekker in onze eigen bubble zitten.
Dus nu moet ik op zoek naar een tegenhanger, een boek dat juist de positieve ontwikkelingen in de maatschappij laat zien. Dat wordt nog een hele klus.
Ondertussen ben ik wel erg nieuwsgierig geworden naar het laatste boek van Dirk de Wachter: De wereld van De Wachter.

Er zijn van die boeken die je zoveel mogelijk mensen zou willen aanbevelen, omdat het kan leiden tot meer begrip van deze wereld en onze rol daarin. Dit is zo'n boek. Je hoeft het niet met alles eens te zijn, maar het is altijd goed om een blik te werpen in de spiegel die je door iemand met verstand van zaken wordt voorgehouden.










Jeanette Winterson - Waarom gelukkig zijn als je normaal kunt zijn?

Oorspr.titel: Why be happy if you could be normal? (UK, 2011)
Non-fictie/memoires

Van Jeanette Winterson heb ik wel eens wat gelezen maar het was niet dat ik er nu echt laaiend enthousiast over was. Zij schrijft wat ik noem 'erg literair', voor mij is dat vaak geen aanbeveling. Haar Shakespeare-herschrijving (Het gat in de tijd) was daar overigens een aangename uitzondering op. Niet dat dit boek minder literair is, maar wel beter leesbaar. Vind ik dan.

Ik was wel geinteresseerd in haar memoires, omdat ik houd van het genre in zijn algemeenheid, en van memoires/(auto-)biografieën over creatievelingen in het bijzonder. Ook wekte de titel van dit boek mijn nieuwsgierigheid. En wat een verrassing bleek het te zijn!

Jeanette Winterson, geboren in Manchester,  is in 1960, op de leeftijd van 3 maanden, geadopteerd door het echtpaar Winterson uit Accrington, Lancashire. Moeder Winterson een forse, depressieve, eenzame vrouw met tal van fysieke mankementen, die niet in staat is liefde te geven en erg in de Here is, pa Winterson een eenvoudige havenarbeider die thuis niet veel te vertellen heeft.  Het gezin is lid van de pinkstergemeente en maakte bijna dagelijks de gang naar de kerk. Jeanette heeft een slechte jeugd, ze wordt geslagen en af en toe een nacht buiten de deur gezet. In deze tijd zou Jeanette al snel zijn weggehaald door de kinderbescherming, maar toen was daar helaas nog geen sprake van.
Ook op school is Jeanette een buitenbeentje.
"Ik was geen populair of innemend kind; te stekelig, te boos, te fel en te raar. De kerkgang was niet bevorderlijk voor het maken van schoolvriendinnetjes, en in schoolsituaties zijn buitenbeentjes altijd de klos."
Het mooie is dat Jeanette van haar verhaal geen (melo-)drama heeft gemaakt, hoewel ze niets verzwijgt. Ze is in staat om te zien zonder veel wrok of haat en ondanks alles kan ze toch met enig mededogen naar haar adoptiemoeder kijken. Maar vooral kan ze ontzettend goed beredeneren (en dit prachtig opschrijven) wat er allemaal gaande was in haar jeugd, waarom en welke (psychologische) effecten dit op zowel Jeanette zelf, maar ook haar adoptie-ouders heeft gehad. Zeker is dat het heeft geleid tot haar schrijverschap en haar daarin ook zeer heeft beïnvloed.
"Er zijn zoveel dingen die we niet kunnen zeggen omdat ze te pijnlijk zijn. We hopen dat de dingen die we wel kunnen zeggen de rest zullen verzachten, of op de een of andere manier verzoenen. Verhalen hebben een compenserende functie. De wereld is oneerlijk, onrechtvaardig, onkenbaar, onbeheersbaar. Wanneer we een verhaal vertellen, oefenen we controle uit, maar zodanig dat we een leemte openlaten, een opening. Het is een versie, maar nooit de definitieve. En misschien hopen we dat de stiltes door iemand anders zullen worden gehoord, en dat het verhaal kan voortgaan, kan worden herverteld. Wanneer we schrijven, presenteren we evenzeer de stilte als het verhaal. Woorden zijn het deel van de stilte dat uitgesproken kan worden."
Gelukkig heeft Jeanette tijdens het schrijven van deze memoires inmiddels genoeg afstand (ze is inmiddels 51) om soms ook vrij humoristisch uit de hoek te komen.

Zoals voor veel eenzame kinderen, zijn boeken de redding voor Jeanette. Hoewel er thuis, behalve de Bijbel en bijbelcommentaren, geen boeken waren en Jeanette ze ook niet mocht hebben (mevrouw Winterson: 'het probleem met een boek is dat je pas weet wat erin staat als het te laat is'), wordt Jeanette elke week door mevrouw Winterson naar de openbare bibliotheek gestuurd om een stapel detectives voor haar te halen (als Jeanette haar om uitleg vraagt over haar eigen stelling: 'als je weet dat er een lijk in voor gaat komen, is het niet zo'n schok'). Jeanette kan dan zelf ook boeken meenemen. Van haar moeder mag ze wel non-fictie lezen maar geen fictie, maar ze slaagt erin die toch binnen te smokkelen. Ze heeft de mazzel dat de openbare bibliotheek goed voorzien was van fictie, waaronder vrijwel alle klassieken uit de Engelse literatuur. En als ze later een baantje heeft, koopt ze zelf boeken.

Als duidelijk wordt dat Jeanette, ze is dan 16, verliefd is op een vrouw, wordt ze door haar moeder het huis uitgezet, want vrouwenliefde is niet normaal. Als mevrouw Winterson aan Jeanette vraagt 'waarom?' antwoordt ze: Als ik met haar ben, ben ik gelukkig. Gewoon gelukkig.' En mevrouw Winterson antwoord: 'Waarom zou je gelukkig zijn als je normaal kunt zijn?'

Jeanette komt gelukkig goede mensen tegen die haar verder helpen in haar leven,  en ze weet uiteindelijk, door haar sterke persoonlijkheid en gedreven door een ongelooflijke wil, een studiebeurs aan Oxford te bemachtigen.
Pas als zij haar huidige vrouw, de psycho-analitica en schrijfster Susie Orbach ontmoet, kan ze genoeg moed opbrengen om haar biologische moeder te gaan zoeken. Hoe dat afloopt, ga ik maar niet verklappen.
Ik vond dit een zeldzaam mooi boek dat ik in één ruk uitgelezen heb.
De eerste roman van Winterson, Sinaasappels zijn niet de enige vruchten (Oranges are not the only fruit) is een gefictionaliseerde versie van dit boek. Ook die wil ik nu graag lezen.