Ik las weer eens een graphic novel, oftwel een stripboek. Ik vind dit genre wel goed passen bij lome, zomerse dagen. Niet dat het niet uitdagend is om te lezen, in tegendeel. Het leest alleen wat laagdrempeliger, als ik dat zo kan zeggen.
Habibi is een prachtig sprookjesachtig liefdesverhaal van twee als slaaf verkochte kinderen Dodola en de 9 jaar jongere Habibi (letterlijk: mijn geliefde) oftewel Zam/Cham (hij die water vindt).
Dodola ontfermt zich over de jonge Zam en ze weten te ontvluchten. Ze wonen 9 jaar in een boot in de woestijn (!) maar dan slaat het noodlot toe en wordt Dodola ontvoerd om de harem van de sultan te eindigen.
Zam redt het niet alleen, hij wordt uiteindelijk in de stad gered door een groep eunuchen die hem overhalen om zelf ook geslachtsloos door het leven te gaan. Als eunuch komt hij tenslotte in het paleis van de sultan terecht, vele jaren ouder en dikker, maar Dodola heeft hij nooit uit zijn hoofd kunnen zetten, en zij hem evenmin.
Wat ik las was een ontroerend verhaal dat tijdloos is, het speelt zowel in de oude tijden als in de moderne arabische wereld (waarvan de spilzucht mooi verbeeld wordt), Het wordt doorspekt met verhalen uit zowel de islam, het christendom en het jodendom (consequent aangegeven als 'the people of the
book') maar ook uit 1001 nachten. Het is werkelijk prachtig getekend, de (zwart/wit) tekeningen hebben ook in dit boek weer een grote toegevoegde waarde, omdat het je laat verdwijnen in de betoverende wereld van de versieringen en calligrafie die we kennen uit de arabische wereld.
Het is een vuistdik boek, 655 pagina's, maar omdat het zo meeslepend is vlieg je er doorheen. Ik heb echt van elke bladzijde genoten. In heb begin ben ik even in verwarring geweest, omdat je dan wat heen en weer gaat in de tijd en de gebeurtenissen nog niet helemaal kunt plaatsen, maar ik ben er maar gewoon in meegegaan, gelukkig viel alles na een bladzijde of 20 op z'n plek en toen was ik ook gewend aan de soms niet helemaal chronologische structuur.
Ik las het in de oorspronkelijke engelse taal, maar het is ook onder dezelfde titel in de nederlandse vertaling verkrijgbaar.
Habibi wordt gezien als één van de 'klassiekers' onder de graphic novels. Craig Thompson tekende nog zo'n klassieker: Een deken van sneeuw (Blankets). Die heb ik maar meteen gereserveerd bij de biep.
Met dank aan Erik, die mij (o.a.) dit boek heeft aangeraden in het genre 'graphic novel'.
Over boeken in de breedte; gelezen of te lezen. Gezien in de boekhandel, in de biep, in de krant. Over gehoord. Alles wat ik kwijt wil over boeken.
Lemaitre, Izaguirre en Hermsen: 3 keer kort
Om niet te veel achterstand op te lopen, drie boeken die ik onlangs gelezen heb, kort besproken:
Marian Izaguirre: Toen het leven nog van ons was (vertaald uit het spaans, oorspronkelijke titel: La vida cuando era nuestra)
Roman spelend in Barcelona tijdens het Franco-regime, met een boek in een boek: de engelse Alice frommelt in de tweedehands boekwinkel van Mathias en Lola stiekem een boek tussen de andere boeken: 'Het meisje met het vlasblonde haar'. Alice en Lola besluiten dit boek in de winkel in delen te lezen en wij lezen mee. Ik verklap niets als ik zeg dat Alice het meisje van het vlasblonde haar (Rose) is, want dat wordt al heel snel duidelijk. Dat verhaal is boeiend, spelend rond 1920 in Parijs rond de scene van de Amerikaanse kunstenaars, en in Londen. Het verhaal erom heen van Mathias en Lola is minder, maar is ook eigenlijk alleen maar een kapstok voor het eigenlijke verhaal. Leest als een trein en gaat ook over de liefde voor boeken.
Pierre Lemaitre: Tot ziens daarboven (vertaald uit het frans, oorspronkelijke titel: Au revoir la-haute)
Een roman waarvan ik niet goed wat ik ervan moet vinden. Het gaat over twee jongemannen waarvan de ene (Edouard) flink geschonden uit de 1e wereldoorlog komt: hij heeft de ander (Albert) gered uit een mortierkrater maar zijn gezicht is daarbij aan flarden geschoten. Albert was in die krater terecht gekomen doordat hij een duw kreeg van zijn luitenant Pradelle, de de eer van een overwinning op wilde strijken en twijfelaars als Albert niet kon gebruiken.
Albert regelt op uitdrukkelijke wens van Edouard een andere identiteit voor hem, en na de oorlog wonen ze samen in Parijs, waar Edouard verslaafd raakt aan de morfine. Luitenant Pradelle blijkt inmiddels gehuwd met de zuster van Edouard, die uit een rijk nest komt. Pradelle werkt zich op door zwendelpraktijken bij het herbegraven van franse slachtoffers uit de grote oorlog (hij levert veel te kleine, goedkope doodskisten voor te veel geld en laat het opgraven en herbegraven over aan Chinezen, die alles door elkaar halen).
Albert en Edouard bedenken op hun beurt ook een list om snel geld binnen te halen via een oplichterspraktijk rond de oprichting van gedenkmonumenten. Was dit boek eerst een indringend verhaal over de naweeën van de oorlog, al snel daarna ontpopt het zich als een schelmenroman. Het is goed geschreven en niet zwaar op de hand, maar de combinatie van oorlog en oplichterijen ten koste van de slachtoffers van die oorlog maakte het voor mij toch net iets minder. Het schijnt overigens echt gebeurd te zijn dat veel oorlogsslachtoffers in een verkeerde kist terecht gekomen zijn.
Joke J. Hermsen: Tweeduister
Toen ik Het huis aan de gouden bocht las, dacht ik: wat raar eigenlijk, dat een engelse schrijfster een historische roman over een belangrijke periode in de nederlandse geschiedenis schrijft. Maar andersom is ook waar: Joke Hermsen schreef een historische roman over een aantal hoofdrolspelers uit de Bloombury groep, tussen 1920 en 1940 in Londen. Er zijn twee verhaallijnen: dat van Martha Thompson, een nederlandse vrouw met een engelse vader die tijdens de eerste wereldoorlog vermist is geraakt. Ze gaat naar Engeland om meer over deze vermissing te weten te komen. Ze komt in contact met een aantal leden van de Bloomsbury groep, waaronder T.S. Eliot en zijn vrouw Vivien en Leonard en Virginia Woolf. Het wel en wee van deze twee beroemde echtparen vormt de tweede verhaallijn, waarbij zijdelings ook Vanessa, de zuster van Virginia met haar gezin en huisvriend Duncan een rol spelen.
Hermsen heeft met de feiten die zij uit memoires, biografiën en brieven heeft gehaald, tezamen met haar verbeelding een prachtig beeld geschetst van 'hoe het geweest zou kunnen zijn'. Het roept in ieder geval veel nieuwsgierigheid op naar die Bloombury groep. Chapeau voor Hermsen!
Marian Izaguirre: Toen het leven nog van ons was (vertaald uit het spaans, oorspronkelijke titel: La vida cuando era nuestra)
Roman spelend in Barcelona tijdens het Franco-regime, met een boek in een boek: de engelse Alice frommelt in de tweedehands boekwinkel van Mathias en Lola stiekem een boek tussen de andere boeken: 'Het meisje met het vlasblonde haar'. Alice en Lola besluiten dit boek in de winkel in delen te lezen en wij lezen mee. Ik verklap niets als ik zeg dat Alice het meisje van het vlasblonde haar (Rose) is, want dat wordt al heel snel duidelijk. Dat verhaal is boeiend, spelend rond 1920 in Parijs rond de scene van de Amerikaanse kunstenaars, en in Londen. Het verhaal erom heen van Mathias en Lola is minder, maar is ook eigenlijk alleen maar een kapstok voor het eigenlijke verhaal. Leest als een trein en gaat ook over de liefde voor boeken.
Een roman waarvan ik niet goed wat ik ervan moet vinden. Het gaat over twee jongemannen waarvan de ene (Edouard) flink geschonden uit de 1e wereldoorlog komt: hij heeft de ander (Albert) gered uit een mortierkrater maar zijn gezicht is daarbij aan flarden geschoten. Albert was in die krater terecht gekomen doordat hij een duw kreeg van zijn luitenant Pradelle, de de eer van een overwinning op wilde strijken en twijfelaars als Albert niet kon gebruiken.
Albert regelt op uitdrukkelijke wens van Edouard een andere identiteit voor hem, en na de oorlog wonen ze samen in Parijs, waar Edouard verslaafd raakt aan de morfine. Luitenant Pradelle blijkt inmiddels gehuwd met de zuster van Edouard, die uit een rijk nest komt. Pradelle werkt zich op door zwendelpraktijken bij het herbegraven van franse slachtoffers uit de grote oorlog (hij levert veel te kleine, goedkope doodskisten voor te veel geld en laat het opgraven en herbegraven over aan Chinezen, die alles door elkaar halen).
Albert en Edouard bedenken op hun beurt ook een list om snel geld binnen te halen via een oplichterspraktijk rond de oprichting van gedenkmonumenten. Was dit boek eerst een indringend verhaal over de naweeën van de oorlog, al snel daarna ontpopt het zich als een schelmenroman. Het is goed geschreven en niet zwaar op de hand, maar de combinatie van oorlog en oplichterijen ten koste van de slachtoffers van die oorlog maakte het voor mij toch net iets minder. Het schijnt overigens echt gebeurd te zijn dat veel oorlogsslachtoffers in een verkeerde kist terecht gekomen zijn.
Joke J. Hermsen: Tweeduister
Toen ik Het huis aan de gouden bocht las, dacht ik: wat raar eigenlijk, dat een engelse schrijfster een historische roman over een belangrijke periode in de nederlandse geschiedenis schrijft. Maar andersom is ook waar: Joke Hermsen schreef een historische roman over een aantal hoofdrolspelers uit de Bloombury groep, tussen 1920 en 1940 in Londen. Er zijn twee verhaallijnen: dat van Martha Thompson, een nederlandse vrouw met een engelse vader die tijdens de eerste wereldoorlog vermist is geraakt. Ze gaat naar Engeland om meer over deze vermissing te weten te komen. Ze komt in contact met een aantal leden van de Bloomsbury groep, waaronder T.S. Eliot en zijn vrouw Vivien en Leonard en Virginia Woolf. Het wel en wee van deze twee beroemde echtparen vormt de tweede verhaallijn, waarbij zijdelings ook Vanessa, de zuster van Virginia met haar gezin en huisvriend Duncan een rol spelen.
Hermsen heeft met de feiten die zij uit memoires, biografiën en brieven heeft gehaald, tezamen met haar verbeelding een prachtig beeld geschetst van 'hoe het geweest zou kunnen zijn'. Het roept in ieder geval veel nieuwsgierigheid op naar die Bloombury groep. Chapeau voor Hermsen!
Lily King - Euphoria
Je hebt van die boeken, die lees je niet, die leef je.
Zo'n boek was Euphoria van Lily King.
Het verhaal speelt zich af in Nieuw Guinea tussen de 1e en 2e wereldoorlog. Nell Stone en Schuyler Fenwick ('Fen'), een echtpaar en beiden antropoloog, zijn net de Mumbanyo ontvlucht waar ze een aantal maanden hebben gezeten. De Mumbanyo, een agressieve, donkere kwaadaardige stam, waar Nell zo bang werd dat ze voortijdig zijn weggegaan. Nell is een amerikaanse en Fen een australiër, ze hebben elkaar ontmoet op de boot na één van hun veldexcursies.
Inmiddels doen ze nu al een paar jaar samen veldwerk, waarbij Nell zich richt op de vrouwen en (vooral) kinderen, en Fen meer op de mannen en de symbolen. Ze ontmoeten de engelsman Andrew Bankson, een engelse antropoloog, die veldwerk doet bij een stam langs de Sepik rivier, de Kiona.
Hij is het, die Nell en Fen, die eigenlijk op weg zijn naar Australië, het voorstel doet nog een poosje veldwerk te doen bij een vreemdzame stam een eindje verder langs de Sepik, De Tam. Uit eigenbelang, want Andrew is bij de eerste ontmoeting met Nell meteen verliefd op haar en wat het werk betreft hebben ze onmiddelijk een klik.
Ze hebben eindeloze discussies met elkaar over de benadering van het werk en helpen elkaar hiermee verder in dat werk. Nell heeft al een boek gepubliceerd over het volwassen worden van kinderen in primitieve stammen. Dat boek was zo controversieel, dat ze er erg beroemd (en rijk) mee is geworden, zeer tegen de zin van Fen, die zich de mindere voelt en steeds minder aan het werk is. Bankson daarentegen wordt enorm gestimuleerd door de discussies die hij met Nell heeft.
Eén van de verhaallijnen betreft dan ook de manier waarop antropologen te werk gaan en dat hun houding ten opzichte van de stam bepaalt wat ze zien. Iets wat nu vanzelfsprekend is, maar in die tijd (de jaren 20) onderwerp van felle discussies.
Bankson is van oorsprong een wetenschapper, een bioloog die halverwege geswitcht is naar antropologie, maar hij heeft nog steeds de sporen van de wetenschapper in zich; hij is een waarnemer, die denkt dat hij een volk nooit zal leren kennen; Nell in haar aantekeningenboek:
De titel van het boek is ontleend aan het gevoel dat Nell heeft als ze voor het eerst denkt de stam te begrijpen, zoals ze dat uitlegt aan Bankson:
De sfeer is broeierig en dreigend en kapselt je in. De stijl is meeslepend. De film die hier ongetwijfeld ooit van gemaakt gaat worden, zit al in mijn hoofd.
In de (engelstalige) reviews wordt steevast aangehaald dat dit verhaal is gebaseerd op het leven en werk van Margaret Mead. Vergeet dit en lees eerst het boek. Nell Stone is een uniek personage en zo sterk dat ze het verdient als dat unieke personage beoordeeld te worden, en niet als een kopie van Margaret Mead.
Daarna is het wel leuk om de achtergronden te lezen, het verhaal van Mead en háár succesboek 'coming of age in Samoa'. Dan heeft Euphoria zijn werk al gedaan, en beelden in je hoofd geplant die er voorlopig niet meer uit gaan. En die je voorlopig ook niet meer kwijt wilt.
Euphoria (2014) is (nog) niet vertaald
Zo'n boek was Euphoria van Lily King.
Het verhaal speelt zich af in Nieuw Guinea tussen de 1e en 2e wereldoorlog. Nell Stone en Schuyler Fenwick ('Fen'), een echtpaar en beiden antropoloog, zijn net de Mumbanyo ontvlucht waar ze een aantal maanden hebben gezeten. De Mumbanyo, een agressieve, donkere kwaadaardige stam, waar Nell zo bang werd dat ze voortijdig zijn weggegaan. Nell is een amerikaanse en Fen een australiër, ze hebben elkaar ontmoet op de boot na één van hun veldexcursies.
Inmiddels doen ze nu al een paar jaar samen veldwerk, waarbij Nell zich richt op de vrouwen en (vooral) kinderen, en Fen meer op de mannen en de symbolen. Ze ontmoeten de engelsman Andrew Bankson, een engelse antropoloog, die veldwerk doet bij een stam langs de Sepik rivier, de Kiona.
Hij is het, die Nell en Fen, die eigenlijk op weg zijn naar Australië, het voorstel doet nog een poosje veldwerk te doen bij een vreemdzame stam een eindje verder langs de Sepik, De Tam. Uit eigenbelang, want Andrew is bij de eerste ontmoeting met Nell meteen verliefd op haar en wat het werk betreft hebben ze onmiddelijk een klik.
Ze hebben eindeloze discussies met elkaar over de benadering van het werk en helpen elkaar hiermee verder in dat werk. Nell heeft al een boek gepubliceerd over het volwassen worden van kinderen in primitieve stammen. Dat boek was zo controversieel, dat ze er erg beroemd (en rijk) mee is geworden, zeer tegen de zin van Fen, die zich de mindere voelt en steeds minder aan het werk is. Bankson daarentegen wordt enorm gestimuleerd door de discussies die hij met Nell heeft.
Eén van de verhaallijnen betreft dan ook de manier waarop antropologen te werk gaan en dat hun houding ten opzichte van de stam bepaalt wat ze zien. Iets wat nu vanzelfsprekend is, maar in die tijd (de jaren 20) onderwerp van felle discussies.
Bankson is van oorsprong een wetenschapper, een bioloog die halverwege geswitcht is naar antropologie, maar hij heeft nog steeds de sporen van de wetenschapper in zich; hij is een waarnemer, die denkt dat hij een volk nooit zal leren kennen; Nell in haar aantekeningenboek:
'What was it B said? Something about how all we're watching is natives toadying to the white man. Glimpses of how it really was before us are rare, if not impossible.'Nell daarentegen gaat in gesprek met de stam, ze probeert de taal te leren en zoekt zoveel mogelijk interactie. Ze stelt voortdurend vragen aan de mensen, die ze met groot respect behandelt. Daardoor openen ze zich langzaam in haar aanwezigheid, nemen haar op in hun eigen leven. Bankson ziet de resultaten daarvan en weet dat hij zijn houding tegenover 'zijn' stam, de Kiona, moet wijzigen als hij ooit de rituelen van deze stam wil snappen.
De titel van het boek is ontleend aan het gevoel dat Nell heeft als ze voor het eerst denkt de stam te begrijpen, zoals ze dat uitlegt aan Bankson:
'It's that moment about two months in, when you think you've finally got a handle on the place. Suddenly it feels within your grasp. It's a delusion - you've only been there eight weeks - and it's followed by the complete despair of ever understanding anything. But at that moment the place feels entirely yours. It's the briefest, purest euphoria.'De andere, dominante verhaallijn is die van de relatie tussen Nell en Fen en de driehoeksverhouding die ontstaat als Andrew daar tussen komt. Hier komen de karakters tot leven. Je ziet ze voor je, in hun zelfgebouwde huis, compleet met werkkamer en slaapkamer met mosquito-netten. Nell en Fen sjouwden steeds een complete inboedel met zich mee, banken, bed, schrijftafels, meer dan 1000 boeken, typmachines en al.
De sfeer is broeierig en dreigend en kapselt je in. De stijl is meeslepend. De film die hier ongetwijfeld ooit van gemaakt gaat worden, zit al in mijn hoofd.
In de (engelstalige) reviews wordt steevast aangehaald dat dit verhaal is gebaseerd op het leven en werk van Margaret Mead. Vergeet dit en lees eerst het boek. Nell Stone is een uniek personage en zo sterk dat ze het verdient als dat unieke personage beoordeeld te worden, en niet als een kopie van Margaret Mead.
Daarna is het wel leuk om de achtergronden te lezen, het verhaal van Mead en háár succesboek 'coming of age in Samoa'. Dan heeft Euphoria zijn werk al gedaan, en beelden in je hoofd geplant die er voorlopig niet meer uit gaan. En die je voorlopig ook niet meer kwijt wilt.
Euphoria (2014) is (nog) niet vertaald
Ida Simons - Een dwaze maagd
De Nederlandse literatuur heeft er een heldin bij. Of liever
gezegd, die had ze eigenlijk al, want Ida Simons is ook weer zo’n herontdekte
schrijfster. In de Vrij Nederland van afgelopen week (nr. 26/27) stond een soort van verklaring voor de "klassiekers-hype" van de afgelopen tijd. Mij maakt het eigenlijk niet uit hoe we dat uit moet leggen, zolang het dit soort prachtige boeken oplevert.
De heldin in kwestie is Gittel, de protagoniste van Een
dwaze maagd. En wat een heldin. Ze is 11 aan het begin van het boek en 13 als
de laatste bladzijde wordt omgeslagen en ze levert een uiterst prettig en
eerlijk commentaar op haar joodse familie en haar eigen ervaringen rond 1920 in
Den Haag, Antwerpen en Berlijn. En ze doet dit ook nog met een gevoel voor humor
die het een genot maakt om dit boek te lezen.
Het was wel even wennen toen ik in dit boek begon, ik had
net een zeer eigentijdse roman uit en stapte over naar een boek uit 1958 met
navenante stijl. Het is vooral niet stijf, eerder sprankelend, maar de telefoon
wordt hier niet neergelegd maar zachtjes op de haak gevleid en er wordt geen
plezier beleefd maar jolijt. Het is ook een bepaalde manier van zinsopbouw die
wat oplettendheid vraagt. Tamelijk lange zinnen en een soort van snelheid die concentratie van de lezer vragen.
Het zijn stuk voor stuk kleurrijke en markante personen, die
de familie en vriendenkring van Gittel en haar ouders uitmaken.
Gittel woont in Den Haag, maar als haar (Duitse) vader en
haar (Belgische) moeder weer eens ruzie hebben, vertrekt moeder steevast met
Gittel naar grootmoeder in Antwerpen, die moeder en dochter niet altijd even
enthousiast onthaalt. Twee van haar zonen (Fredie en Charlie) wonen nog thuis,
haar andere twee dochters zijn getrouwd met twee broers, zonen van oma Hofer.
En oma Hofer kan het weer niet zo vinden met de grootmoeder van Gittel, die
niet heel enthousiast is over haar schoonzonen. Je ziet de familie-perikelen al voor je.
Als moeder en dochter weer eens bij het huis van oma verschijnen en daar huishoudster Rosalba zien staan:
"Toen de chauffeur voor het huis stilhield kreunde mijn moeder: 'Ook dat nog!' Op de stoep stond Rosalba te praten met oma Hofer. De chauffeur laadde onze koffers uit en tot onze opluchting grabbelde Rosalba in de zak van haar schort en betaalde hem. Ze leek nog kleiner en tengerder dan gewoonlijk naast oma Hofer, een formidabele vrouw die in postuur en kleding veel weg had van een dure begrafeniskoetsier. In onze familie werd beweerd dat haar tong van schuurpapier was.
Rosalba zoende ons en oma Hofer zei: 'Wel, wel, daar heb je die twee alweer, ik dacht dat jullie nog maar net naar huis waren'. Mijn moeder vroeg, gedwee, hoe het in de gezinnen van haar twee zusters ging, die beide schoondochters van oma Hofer waren. 'Goddank veel herrie, ' antwoordde oma Hofer, 'iedereen is dus gezond.' "
In Den Haag is het vriendin Mili en haar ouders 'oom Wally' en 'tante Eva' die de feestvreugde behoorlijk verhogen. Oom Wally is er één van het lollige soort die zichzelf nog het meest lollig vindt, door Gittel ook weer met de nodige droge humor vertelt. Hij houdt ervan om zichzelf 'documenten te doen toekomen' waarin hij weddenschappen met anderen vastlegt en die op de post doet naar zichzelf. En hij houdt een toespraak op een feestje waarbij hij niet het feestvarken maar (blijkt na de toespraak) zichzelf de hemel in prijst. Zo'n man dus.
In Antwerpen raakt Gittel bevriend met de rijke Lucie Mardell, die
veel ouder is maar haar in staat stelt te spelen op de prachtige Steinway piano
van de familie. Want Gittel wil maar één ding: een wereldberoemd pianiste
worden.
De titel “Een dwaze maagd”
is ontleend aan een passage uit de Bijbel, waar 5 wijze maagden een
bruidegom inpikken omdat ze olie voor hun lampen bij zich hadden, terwijl 5 dwaze maagden dat niet hadden en ook niet krijgen van de 5 wijze, waardoor ze de bruidegom missen. Gittel krijgt van de vader van Lucie het advies mee: ‘wordt maar geen dwaze maagd’.
"'De dood hoort bij het leven,' zei hij, 'en is er misschien het beste deel van en er bestaat geen vreugde zonder leed. Ze zijn onafscheidelijk als zon en schaduw.' "
Een advies wat de kern vormt van de serieuze ondertoon van dit boek, want dit is ook een 'coming-of-age' verhaal van een heel naïef, open en eerlijk meisje dat het nodige voor haar kiezen krijgt. Met haar ironische kijk op de zaak komt ze gelukkig een heel eind.
Snellezen (in een tijd van onthaasting)
Meewarige blikken, dat was wat ik zag toen ik vertelde dat ik een cursus Snellezen ging doen.
"Jij?? Maar je leest al zoveel!" en (dooddoener nummer 1): "Maar het gaat toch niet om de kwantiteit? Het gaat om de kwaliteit!" en: "Maar hoe zit het dan met je mindfulness en onthaasting en zo?"
Goed. Tijd om wat dingen recht te zetten.
Ten eerste wist ik van mezelf dat ik een trage lezer ben. Dat werd ook bevestigd tijdens de eerste leestest van de cursus. Dat ik desondanks toch veel lees, komt uitsluitend omdat ik er eenvoudigweg veel tijd aan besteed.
Ten tweede, en dit is een belangrijke: snellezen is NIET haastig lezen of oppervlakkig lezen. Integendeel zelfs. Door het snellezen kun je beter lezen en met meer begrip van hetgeen je gelezen hebt terwijl je ook nog eens meer geconcentreerd bent op de tekst!
Het snellezen heeft zijn oorsprong in de Eerste Wereldoorlog, toen men de tachistoscoop ontwierp om de piloten te leren (vijandelijke) vliegtuigen te herkennen vanaf grote afstand in zeer korte tijd. Hiertoe moesten ze vliegtuigen identificeren in een steeds kortere projectietijd. Toen dit lukte, bedacht men dat dit zelfde principe (het leren opnemen van informatie in steeds kortere projectietijden) ook zou kunnen worden toegepast op het lezen.
Het fixeren op meer woorden tegelijk is één van de belangrijke factoren die de snelheid van het lezen kunnen vergroten. Dit komt omdat de informatie die het oog registreert in pauzes wordt verwerkt door de hersenen. Dus hoe meer fixaties per regel, hoe meer pauzes er nodig zijn en hoe langer het duurt. Bovendien ben je door al die pauzes sneller kwijt wat je daarvoor gelezen hebt, en is de concentratie sneller verstoord. Dan ga je teruglezen en dit is een tweede factor van belang: teruglezen (en terugbladeren) moet je zo snel mogelijk afleren. Een derde factor van belang is het gebruik van een hulpmiddel (een stokje, een potlood, een haaknaald o.i.d.) waarmee je je ogen kunt geleiden en het tempo kunt opvoeren.
Zelf startte ik met 170 wpm (woorden per minuut) terwijl een gemiddelde geroutineerde lezer dat doet in 200 tot 250 wpm. Ik was dus niet heel snel. Dat is even slikken, dat je zo langzamerhand niet alleen de oudste van de klas bent (wanneer is dat gebeurd?) maar ook één van de traagste.
Eigenwijs als ik ben had ik het hulpmiddel al snel aan de kant gelegd, omdat ik me meer ging concentreren op het stokje dan op de tekst. Een beginnersprobleem, volgens de juf. Dus ik heb het toch maar weer opgepakt en inderdaad gaat het nu veel beter. Ik lees nog steeds regelvolgend (gevorderde snellezers zijn in staat meerdere regels tegelijk te lezen) maar met nog maar 2 fixaties per regel, bij het lezen op de reader lukt het zelfs met 1 fixatie. Ik heb mezelf niet meer aan een test onderworpen, maar ga nu zo snel dat ik schat tussen de 400 en 500 wpm te lezen, maar bovendien kan ik een paar weken later nog perfect resumeren waar het boek over ging, hoe het verhaal verliep en wie de personages waren (als het fictie betreft). Winst op alle fronten dus.
Ik had wel een klein zijdelings probleem: ik dacht, voordat ik de cursus begon, de verworven kennis alleen te gaan toepassen op non-fictie, maar zo werkt dat dus niet. De techniek moet immers in je systeem gaan zitten. Omdat ik de eerste weken nog niet het volledig begrip had van wat ik had gelezen (hoort er ook bij) heb ik Middlemarch maar even opzij gelegd. Inmiddels ben ik wel zo ver dat ik mijn verworven vaardigheid ook op klassiekers durf toe te passen.
Bij de cursus hoort het boekje Snellezen van Bert Ruck. Het is een klein, zakelijk boekje van Prisma, waarin eigenlijk alles staat wat je moet weten, inclusief zelftesten om je vorderingen te meten.
Leuker is echter het boek van Tony Buzan: Snellezen. Hoewel engelsman, is het een zeer amerikaans aandoend boek, in de trant van: jij kunt straks ook 10.000 wpm lezen! Maar gek genoeg vind ik dat wel aanstekelijk. Ik had met dit boek al eens eerder een poging gedaan om het mezelf te leren, maar je moet in het begin een groot doorzettingsvermogen hebben, omdat je dan wel snel leest maar zonder veel begrip. Daar ben ik toen blijven steken, maar de cursus (die een tweede dag na 2 weken kent) heeft me over die drempel heen geholpen. Bovendien is het leuk om ook de ervaringen van anderen te horen én hebben we allerlei uitstapjes gemaakt naar geheugentechnieken (zoals Mind Mapping, ook van Tony Buzan).
Ik ben nog steeds lerende, ik ben nu aan het oefenen met het scannen en scheren van een non-fictieboek. En misschien raak ik wel nooit uitgeleerd, maar in dit geval vind ik dat niet erg.
Het onderwerp efficiënt leren is overigens wel tamelijk aktueel, ik zie er opeens allerlei boeken over verschijnen (of vallen ze me opeens op?).
Tip: gedurende de hele maand augustus is er op Coursera een cursus Learning how to learn, een serie colleges over het effectief gebruik van je hersenen.
Ik volgde de cursus snellezen bij het NCOI, via Vergouwen en Overduin. Dit is echter wel een prijzige cursus, die ik dankzij sponsoring door de baas kon doen. Er zijn ook goedkopere varianten. En als je in het bezit bent van een ijzeren zelfdiscipline, kun je het jezelf met behulp van één (of beide) van bovenstaande boeken ook leren!
"Jij?? Maar je leest al zoveel!" en (dooddoener nummer 1): "Maar het gaat toch niet om de kwantiteit? Het gaat om de kwaliteit!" en: "Maar hoe zit het dan met je mindfulness en onthaasting en zo?"
Goed. Tijd om wat dingen recht te zetten.
Ten eerste wist ik van mezelf dat ik een trage lezer ben. Dat werd ook bevestigd tijdens de eerste leestest van de cursus. Dat ik desondanks toch veel lees, komt uitsluitend omdat ik er eenvoudigweg veel tijd aan besteed.
Ten tweede, en dit is een belangrijke: snellezen is NIET haastig lezen of oppervlakkig lezen. Integendeel zelfs. Door het snellezen kun je beter lezen en met meer begrip van hetgeen je gelezen hebt terwijl je ook nog eens meer geconcentreerd bent op de tekst!
Het snellezen heeft zijn oorsprong in de Eerste Wereldoorlog, toen men de tachistoscoop ontwierp om de piloten te leren (vijandelijke) vliegtuigen te herkennen vanaf grote afstand in zeer korte tijd. Hiertoe moesten ze vliegtuigen identificeren in een steeds kortere projectietijd. Toen dit lukte, bedacht men dat dit zelfde principe (het leren opnemen van informatie in steeds kortere projectietijden) ook zou kunnen worden toegepast op het lezen.
Het fixeren op meer woorden tegelijk is één van de belangrijke factoren die de snelheid van het lezen kunnen vergroten. Dit komt omdat de informatie die het oog registreert in pauzes wordt verwerkt door de hersenen. Dus hoe meer fixaties per regel, hoe meer pauzes er nodig zijn en hoe langer het duurt. Bovendien ben je door al die pauzes sneller kwijt wat je daarvoor gelezen hebt, en is de concentratie sneller verstoord. Dan ga je teruglezen en dit is een tweede factor van belang: teruglezen (en terugbladeren) moet je zo snel mogelijk afleren. Een derde factor van belang is het gebruik van een hulpmiddel (een stokje, een potlood, een haaknaald o.i.d.) waarmee je je ogen kunt geleiden en het tempo kunt opvoeren.
Zelf startte ik met 170 wpm (woorden per minuut) terwijl een gemiddelde geroutineerde lezer dat doet in 200 tot 250 wpm. Ik was dus niet heel snel. Dat is even slikken, dat je zo langzamerhand niet alleen de oudste van de klas bent (wanneer is dat gebeurd?) maar ook één van de traagste.
Eigenwijs als ik ben had ik het hulpmiddel al snel aan de kant gelegd, omdat ik me meer ging concentreren op het stokje dan op de tekst. Een beginnersprobleem, volgens de juf. Dus ik heb het toch maar weer opgepakt en inderdaad gaat het nu veel beter. Ik lees nog steeds regelvolgend (gevorderde snellezers zijn in staat meerdere regels tegelijk te lezen) maar met nog maar 2 fixaties per regel, bij het lezen op de reader lukt het zelfs met 1 fixatie. Ik heb mezelf niet meer aan een test onderworpen, maar ga nu zo snel dat ik schat tussen de 400 en 500 wpm te lezen, maar bovendien kan ik een paar weken later nog perfect resumeren waar het boek over ging, hoe het verhaal verliep en wie de personages waren (als het fictie betreft). Winst op alle fronten dus.
Ik had wel een klein zijdelings probleem: ik dacht, voordat ik de cursus begon, de verworven kennis alleen te gaan toepassen op non-fictie, maar zo werkt dat dus niet. De techniek moet immers in je systeem gaan zitten. Omdat ik de eerste weken nog niet het volledig begrip had van wat ik had gelezen (hoort er ook bij) heb ik Middlemarch maar even opzij gelegd. Inmiddels ben ik wel zo ver dat ik mijn verworven vaardigheid ook op klassiekers durf toe te passen.
Bij de cursus hoort het boekje Snellezen van Bert Ruck. Het is een klein, zakelijk boekje van Prisma, waarin eigenlijk alles staat wat je moet weten, inclusief zelftesten om je vorderingen te meten.
Leuker is echter het boek van Tony Buzan: Snellezen. Hoewel engelsman, is het een zeer amerikaans aandoend boek, in de trant van: jij kunt straks ook 10.000 wpm lezen! Maar gek genoeg vind ik dat wel aanstekelijk. Ik had met dit boek al eens eerder een poging gedaan om het mezelf te leren, maar je moet in het begin een groot doorzettingsvermogen hebben, omdat je dan wel snel leest maar zonder veel begrip. Daar ben ik toen blijven steken, maar de cursus (die een tweede dag na 2 weken kent) heeft me over die drempel heen geholpen. Bovendien is het leuk om ook de ervaringen van anderen te horen én hebben we allerlei uitstapjes gemaakt naar geheugentechnieken (zoals Mind Mapping, ook van Tony Buzan).
Ik ben nog steeds lerende, ik ben nu aan het oefenen met het scannen en scheren van een non-fictieboek. En misschien raak ik wel nooit uitgeleerd, maar in dit geval vind ik dat niet erg.
Het onderwerp efficiënt leren is overigens wel tamelijk aktueel, ik zie er opeens allerlei boeken over verschijnen (of vallen ze me opeens op?).
Tip: gedurende de hele maand augustus is er op Coursera een cursus Learning how to learn, een serie colleges over het effectief gebruik van je hersenen.
Ik volgde de cursus snellezen bij het NCOI, via Vergouwen en Overduin. Dit is echter wel een prijzige cursus, die ik dankzij sponsoring door de baas kon doen. Er zijn ook goedkopere varianten. En als je in het bezit bent van een ijzeren zelfdiscipline, kun je het jezelf met behulp van één (of beide) van bovenstaande boeken ook leren!
Abonneren op:
Posts (Atom)