Maar die lezer is volgens Boogers wel op sterven na dood, hulp is snel geboden.
Het boekje van Boogers is onderdeel van een opnieuw opgelaaide publieke discussie over de canon. Die komt om de paar jaar weer voorbij en werd deze keer aangeslingerd door Christiaan Weijts: 'fuck de canon!'
In reactie daarop zagen we Herman Pleij, de onvermoeibare emeritus hoogleraar historische Nederlandse letterkunde, in De Wereld Draait Door een pleidooi houden voor Multatuli's Max Havelaar, een boek dat door Weijts met name wordt genoemd als een voorbeeld van wat je de jonge lezers van tegenwoordig toch echt niet meer aan kunt doen. Goedbedoeld, maar ik denk niet het geholpen heeft, juist omdat de achtergrond van Pleij hem al bij voorbaat in het verdachtenbankje plaatst.
Boogers richt zijn pijlen op twee groepen:
- de schrijvers en uitgevers die van het boek een (commercieel) produkt hebben gemaakt
- al die mensen die zich met het boek in brede zin bezig houden en het verschil kunnen maken of iemand een lezer wordt of niet: docenten, boekhandelaren, bibliothecarissen
Hij stelt dat er een grote groep potentiële lezers is, die niet of verkeerd aangesproken wordt door de literaire wereld: de jongeren, die op school worden geconfronteerd met klassieken die hen niets meer zeggen, en de laaggeletterden die zich totaal niet herkennen in de moderne literatuur.
Ik zeg het hier even kort door de bocht, Boogers zegt het keer op keer in andere bewoordingen, ik zou het hele pamflet hier wel willen citeren. Hij is op zoek naar 'de kraamkamers' van de lezer/het lezen: wie helpt nieuwe lezers op weg?
De klassieke nederlandse letterkunde zoals die op de middelbare school aan de orde komt, past ook bij Boogers niet in deze kraamkamers, met de inmiddels bekende argumenten: de leerlingen snappen hier niets meer van en het maakt dat velen hierna nooit meer een boek oppakken. Beter is het, om jongeren de boeken te geven die werelden schetsen die zij wel kennen, waardoor zij plezier in het lezen krijgen: de lezer wordt geboren.
"Het boek moet je worden gegeven, je moet ernaar willen zoeken en soms moet het je worden aangereikt."Ik ben het hier voor een deel mee eens: het is belangrijk niet-lezers boeken aan te reiken waardoor het vuur in hen ontstoken wordt. Maar dit staat niet gelijk aan het niet meer onderwijzen van onze literaire geschiedenis. Wel gaat het om de manier waarop: omdat jongeren de hierin beschreven wereld niet meer begrijpen, is het dus belangrijk hen daarin te begeleiden, en uit te leggen in welke context zo'n boek past, hoe men toen tegen de dingen aankeek en eventueel vergelijkingen te trekken met het heden. Klassikaal, door bevlogen docenten, die zelf literatuurliefhebbers zijn. Of vraag ik nu te veel?
Op deze manier kunnen jongeren smaak ontwikkelen: welke klassieken spreken voor hen? Vervolgens, en daar pak ik Boogers' pleidooi weer op, is het belangrijk hen te voeden met boeken die passen in die smaak en die ook verder ontwikkelen.
In 2013 citeerde ik al eens Italo Calvino, uit zijn boek: Waarom zou je de klassieken lezen?
"Als de vonk niet overslaat, is er niets aan te doen: je leest de klassieken niet uit plichtsbesef of eerbied, maar alleen uit liefde. Behalve op school: de school moet je goed- of kwaadschiks kennis laten maken met een bepaald aantal klassieken waartussen (of aan de hand waarvan) je vervolgens je 'eigen' klassieken kunt herkennen. Het is de taak van de school je de middelen te verschaffen om tot een keuze te komen; maar de keuzes die tellen zijn die welke worden gemaakt buiten en na iedere school."Lees dit nog even goed: "het is de taak van de school je de middelen te verschaffen om tot een keuze te komen".
Het lijkt mij overigens dat leerlingen ook wel uitgedaagd mogen worden, om net iets hoger te reiken dan ze denken te kunnen. Men hoeft ze niet alles pasklaar aan te reiken.
Datzelfde geldt overigens voor het vak geschiedenis; zonder kennis van de geschiedenis kun je het heden (en daarmee ook jezelf) niet begrijpen. Parate kennis is daarbij belangrijk (jazeker, meneer De Hond!) omdat je de nu opgedane kennis moet kunnen koppelen aan wat je al weet, anders kan het niet beklijven, blijft het een losse flodder en word je een hol vat. Maar nu ben ik bijna zelf een pamflet aan het schrijven.
Door het boekje van Boogers heen loopt nog een andere discussie, die zich ook richt tot mij als veellezer: dat wij ons vaak te veel laten leiden door de commercie; de massa die vreet wat hem aangeboden wordt. De vier-en vijf sterren recensies in de landelijke dagbladen of op grote internetshops, het boek van de maand in DWDD, de stapels op de tafels waar je tegenaan loopt in de grote boekhandels. Ik maak me daar zelf vaak ook schuldig aan: dat ik niet verder kijk maar lees wat mij op een gemakkelijke manier geboden wordt. Het is een vorm van luiheid. Terwijl er zoveel onbelicht blijft, wat ook, of misschien wel: meer, de moeite waard is. Ik besef dat ik best wat actiever mag worden, op zoek naar wat zich minder gemakkelijk laat vinden.
Ter afsluiting vond ik afgelopen week in De Volkskrant nog wel een hoopvol artikel, over het buitenschools opporren van het leesvuur door schrijver en journalist Bas Steman, die een 'puberleesclub' opgericht heeft. Misschien komt het nog wel goed, met die lezer.
Alex Boogers - De lezer is niet dood (NL, 2015) is verschenen bij uitgeverij Podium en kost 5 euro.
Navrant detail: het boekje is door vrijwel alle landelijke dag-en weekbladen genegeerd, behalve door Trouw