Jeanette Winterson - Waarom gelukkig zijn als je normaal kunt zijn?

Oorspr.titel: Why be happy if you could be normal? (UK, 2011)
Non-fictie/memoires

Van Jeanette Winterson heb ik wel eens wat gelezen maar het was niet dat ik er nu echt laaiend enthousiast over was. Zij schrijft wat ik noem 'erg literair', voor mij is dat vaak geen aanbeveling. Haar Shakespeare-herschrijving (Het gat in de tijd) was daar overigens een aangename uitzondering op. Niet dat dit boek minder literair is, maar wel beter leesbaar. Vind ik dan.

Ik was wel geinteresseerd in haar memoires, omdat ik houd van het genre in zijn algemeenheid, en van memoires/(auto-)biografieën over creatievelingen in het bijzonder. Ook wekte de titel van dit boek mijn nieuwsgierigheid. En wat een verrassing bleek het te zijn!

Jeanette Winterson, geboren in Manchester,  is in 1960, op de leeftijd van 3 maanden, geadopteerd door het echtpaar Winterson uit Accrington, Lancashire. Moeder Winterson een forse, depressieve, eenzame vrouw met tal van fysieke mankementen, die niet in staat is liefde te geven en erg in de Here is, pa Winterson een eenvoudige havenarbeider die thuis niet veel te vertellen heeft.  Het gezin is lid van de pinkstergemeente en maakte bijna dagelijks de gang naar de kerk. Jeanette heeft een slechte jeugd, ze wordt geslagen en af en toe een nacht buiten de deur gezet. In deze tijd zou Jeanette al snel zijn weggehaald door de kinderbescherming, maar toen was daar helaas nog geen sprake van.
Ook op school is Jeanette een buitenbeentje.
"Ik was geen populair of innemend kind; te stekelig, te boos, te fel en te raar. De kerkgang was niet bevorderlijk voor het maken van schoolvriendinnetjes, en in schoolsituaties zijn buitenbeentjes altijd de klos."
Het mooie is dat Jeanette van haar verhaal geen (melo-)drama heeft gemaakt, hoewel ze niets verzwijgt. Ze is in staat om te zien zonder veel wrok of haat en ondanks alles kan ze toch met enig mededogen naar haar adoptiemoeder kijken. Maar vooral kan ze ontzettend goed beredeneren (en dit prachtig opschrijven) wat er allemaal gaande was in haar jeugd, waarom en welke (psychologische) effecten dit op zowel Jeanette zelf, maar ook haar adoptie-ouders heeft gehad. Zeker is dat het heeft geleid tot haar schrijverschap en haar daarin ook zeer heeft beïnvloed.
"Er zijn zoveel dingen die we niet kunnen zeggen omdat ze te pijnlijk zijn. We hopen dat de dingen die we wel kunnen zeggen de rest zullen verzachten, of op de een of andere manier verzoenen. Verhalen hebben een compenserende functie. De wereld is oneerlijk, onrechtvaardig, onkenbaar, onbeheersbaar. Wanneer we een verhaal vertellen, oefenen we controle uit, maar zodanig dat we een leemte openlaten, een opening. Het is een versie, maar nooit de definitieve. En misschien hopen we dat de stiltes door iemand anders zullen worden gehoord, en dat het verhaal kan voortgaan, kan worden herverteld. Wanneer we schrijven, presenteren we evenzeer de stilte als het verhaal. Woorden zijn het deel van de stilte dat uitgesproken kan worden."
Gelukkig heeft Jeanette tijdens het schrijven van deze memoires inmiddels genoeg afstand (ze is inmiddels 51) om soms ook vrij humoristisch uit de hoek te komen.

Zoals voor veel eenzame kinderen, zijn boeken de redding voor Jeanette. Hoewel er thuis, behalve de Bijbel en bijbelcommentaren, geen boeken waren en Jeanette ze ook niet mocht hebben (mevrouw Winterson: 'het probleem met een boek is dat je pas weet wat erin staat als het te laat is'), wordt Jeanette elke week door mevrouw Winterson naar de openbare bibliotheek gestuurd om een stapel detectives voor haar te halen (als Jeanette haar om uitleg vraagt over haar eigen stelling: 'als je weet dat er een lijk in voor gaat komen, is het niet zo'n schok'). Jeanette kan dan zelf ook boeken meenemen. Van haar moeder mag ze wel non-fictie lezen maar geen fictie, maar ze slaagt erin die toch binnen te smokkelen. Ze heeft de mazzel dat de openbare bibliotheek goed voorzien was van fictie, waaronder vrijwel alle klassieken uit de Engelse literatuur. En als ze later een baantje heeft, koopt ze zelf boeken.

Als duidelijk wordt dat Jeanette, ze is dan 16, verliefd is op een vrouw, wordt ze door haar moeder het huis uitgezet, want vrouwenliefde is niet normaal. Als mevrouw Winterson aan Jeanette vraagt 'waarom?' antwoordt ze: Als ik met haar ben, ben ik gelukkig. Gewoon gelukkig.' En mevrouw Winterson antwoord: 'Waarom zou je gelukkig zijn als je normaal kunt zijn?'

Jeanette komt gelukkig goede mensen tegen die haar verder helpen in haar leven,  en ze weet uiteindelijk, door haar sterke persoonlijkheid en gedreven door een ongelooflijke wil, een studiebeurs aan Oxford te bemachtigen.
Pas als zij haar huidige vrouw, de psycho-analitica en schrijfster Susie Orbach ontmoet, kan ze genoeg moed opbrengen om haar biologische moeder te gaan zoeken. Hoe dat afloopt, ga ik maar niet verklappen.
Ik vond dit een zeldzaam mooi boek dat ik in één ruk uitgelezen heb.
De eerste roman van Winterson, Sinaasappels zijn niet de enige vruchten (Oranges are not the only fruit) is een gefictionaliseerde versie van dit boek. Ook die wil ik nu graag lezen.











4 opmerkingen:

  1. Ja, die oranges heb ik in een grijs verleden wel gelezen, weet er niets meer van. Maar deze bespreking maakt nieuwsgierig! *op het lijstje*

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Voor een schrijfjuf, en zeker wat betreft 'autobiografisch schrijven' is dit wel een must!

      Verwijderen
  2. Oranges heb ik gelezen en die vond ik wel erg goed, ze schrijft grappig en scherp, en eigenlijk is het haar eigen verhaal grotendeels (maar dan in romanvorm). Wel de moeite waard hoor. Dit boek lijkt me trouwens ook mooi.

    Groetjes,

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ha Bettina ik ben benieuwd in hoeverre deze en het gefictionaliseerde verhaal overeenkomen en waar totaal niet....

      Verwijderen