Non-fictie is een genre wat ik helaas niet zo gemakkelijk lees. Er is veel concentratie voor nodig, zeker als je er ook nog wat van 'over wilt houden'. Ik zeg helaas, want ik ben behept met een grote nieuwsgierigheid naar vrijwel alles om me heen, dus heb wel een zekere behoefte om non-fictie te lezen.
Een boek over filosofie is dan ook nog eens niet het gemakkelijkste genre en Stil de tijd (dus) niet het gemakkelijkste boek...maar het onderwerp leek me interessant.
Het boek is een verzameling van 11 essays die samen met een Inleiding, een nawoord en 2 intermezzo's in de vorm van reisjournaals, een bundel teksten over het begrip tijd vormen. Kern daarvan is dat er twee soorten tijd kunnen worden onderscheiden: de kloktijd (de universeel opgelegde regels en indelingen) en de innerlijke tijd (de persoonlijke tijd die als het ware 'onder onze klokken doorstroomt'). De laatste vorm van tijd ervaar je bijvoorbeeld als je heel geconcentreerd met iets bezig bent en je, als je weer op de klok kijkt, merkt dat je opeens een paar uur verder bent zonder het gemerkt te hebben.
De stelling van dit boek luidt: door ons drukke leven kunnen we bijna geen onderscheid meer waarnemen tussen de twee soorten tijd. Sinds de invoering van de Greenwichtijd (eind 19e eeuw) zijn we steeds meer naar de kloktijd gaan leven en we hebben daardoor de andere, innerlijke ervaring van de tijd naar de achtergrond verdreven. Doel van de essays is het vergroten van de gevoeligheid voor deze innerlijke of ware tijd, waarmee we ons tijdgebonden bestaan kunnen verrijken en verruimen. Hermsen probeert dit te doen aan de hand van grote schrijvers, kunstenaars en filosofen, die hebben nagedacht over de tijd en geprobeerd hebben dit tot uiting te laten komen in hun werk.
Een aantal essays, vooral in het begin, vond ik erg boeiend. Ze spraken me aan, omdat ze gaan over ons jachtige leven waarin hard werken zaligmakend is en zo veel mogelijk consumeren het hoogste goed.
Leegte, rust en nietsdoen zijn geen inspiratiebronnen meer maar de angstaanjagende voorboden van een tot mislukking gedoemd bestaan in de marges van de maatschappij. Tijd over en aan jezelf hebben is een luxe die door weinig politici openlijk wordt nagestreefd.
In essays over verveling, over de denker Henri Bergson en over Marcel Proust en Virginia Woolf wordt op zeer heldere wijze uitgelegd op welke wijze over de tijd is nagedacht en hoe dat in bijvoorbeeld het werk van Woolf tot uitdrukking is gebracht. Deze essays over literatuur waren voor mij de beste van deze bundel, omdat ze een nieuwe dimensie ervan hebben blootgelegd.
Daarna kwam er een essay over de muziek van Simeon ten Holt, met name over zijn Canto Ostinato. Hier begonnen voor mij de problemen, want hoewel ik zijn muziek goed ken, begreep ik weinig van wat hier uit de doeken werd gedaan. In de essays daarna ging het helemaal mis, ik kon er weinig meer van bakken. Het leek of de helderheid, die ik in de eerste essays juist zo waardeerde, weg was. Soms zelfs leek het of Hermsen het zelf ook niet helemaal begreep, zoveel citaten stonden er in haar tekst. Dan lees je een paar zinnen. Je leest het nog een keer. En nog eens. Maar je kunt gewoon niet 'bevatten' wat er staat. Dit is zo frustrerend. Toen wist ik weer, waarom ik ooit gestopt ben met mijn studie filosofie. Zo ging het met de essays over Ingeborg Bachman, Ernst Bloch, Edmond Jabès (had ik nog nooit van gehoord) en Mark Rothko. Kleine oplevingen (dat wil zeggen, ik kreeg er iets van mee) had ik bij de essays over Margriet Luijten (een fotografe die zich bezig houdt met ouderdom en de dood) en over Frederik van Eeden versus Peter Sloterdijk. Daarna ging het luik weer dicht, het laaste essay en het nawoord heb ik niet uit kunnen lezen vanwege de geirriteerdheid mijnerzijds.
Dat ik het boek zo weinig waardering heb gegeven, zegt dus waarschijnlijk meer over mij dan over het boek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten