Het
"Het is de eerste eeuw na Christus. in de haven van Adramyttium in Klein-Azië stapt Damis, misleid door de mist, op een Egyptisch zeilschip. Hoewel hij passage had geboekt op een sneller schip, besluit hij de reis uit te zitten. Hij vertelt de overige schepelingen dat hij de leerling is van Apollonius van Tyana, de beroemdste wijsgeer van zijn tijd. Hij is op weg naar zijn meester, die op dat moment in Rome verblijft. De reisgenoten van Damis, vooral de mysterieuze Agathanassa, stellen hem veel vragen, maar Damis herinnert zich weinig. Vijftien jaar lang heeft hij aantekeningen bijgehouden, maar die raken onderweg zwaar beschadigd. Agathanassa biedt aan hem te helpen om zijn leven met Apollonius te reconstrueren aan de hand van overgebleven papyrusfragmenten en de herinneringen die bij hem opkomen. Dag na dag vertelt Damis haar over zijn omzwervingen met Apollonius, die hem voerden door Mesopotamië, Perzië en daaraan voorbij, tot aan de oevers van de rivier de Ganga in het verre India. Maar aan wie vertelt hij zijn verhaal nu precies? Wie is deze Agathanassa? En wie is de dwaas die schijnbaar doelloos door alle verhalen van Damis heen zwerft?" (tekst van BOL)
Het boek De dwaas van Palmyra is een verhaal in een verhaal: het boek gaat over de reis van Damis, tijdens die reis vertelt Damis de verhalen over zijn omzwervingen in de antieke wereld.
Het verhaal creëert, mede door het wat archaïsch aandoend taalgebruik, een prachtige, rust uitademende sfeer. Het schip dat op zee dobbert, Damis die Agathanassa (een zeer mooie vrouw) zijn verhalen vertelt op het achterdek van het schip, waar Agathanassa met zeildoek een soort verblijf heeft ingericht. Het heeft iets verstilds, iets poëtisch. Het is niet voor niets dat de Odyssee een paar keer in het verhaal wordt aangehaald.
Het 'geheim' rond de dwaas van Palmyra zorgt ervoor dat de door Damis opgediste verhalen een verband krijgen waardoor het grotere verhaal een zekere urgentie krijgt.
De door Damis vertelde anekdote waarin Apollonius en Damis de historische overblijfselen van de ketenen van Prometheus te zien krijgen, vormt wat mij betreft de sleutelscène van het boek, want ze krijgen dit niet één keer, maar wel drie keer, op steeds andere plekken, te zien, waarbij de omwonenden er steeds van overtuigd zijn dat die van hen de werkelijke ketenen zijn.
Als Damis hier kwaad om wordt en aan zijn meester vraagt waar hij denkt dat de echte plek is, is het antwoord:
"Ik vind dat niet interessant," zei Apollonius. "Wellicht bevond de gevangenis zich in zijn hoofd. Misschien heeft Herakles hem geleerd hoe hij vrij kan zijn van zijn eigen kluisters."Verbeelding, dat is wat ons kan verlossen van de gevangenis in ons hoofd.
Dit alles maakt De dwaas van Palmyra al de moeite waard. Maar pas toen ik wat dingen ging nazoeken over Apollonius en Damis en de plekken die zij in die tijd bezochten (Babylon, Alexandrie, India) kreeg het boek voor mij een extra dimensie, waardoor het, ook of juist na lezing, nog een tijd in mij resoneerde.
Wat wij weten over Apollonius van Tyana is gebaseerd op de biografie die werd geschreven door Flavius Philostratus zo'n 100 jaar na de dood van Apollonius, gebaseerd naar men zegt op correspondentie tussen Apollonius en enkele keizers en filosofen, en op nagelaten dagboeken en aantekeningen van Damis.
In diezelfde biografie wordt echter ook verteld dat Apollonius de zoon is van een sterfelijke moeder en de god Proteus en het was dit feit dat een mythe heeft doen ontstaan rond Apollonius als een messias, gelijke van Christus.
Feit is dat Van Aken, gebruik makend van de 'feiten' van deze biografie en van wat bekend is over de klassieke steden uit de hoogtij van het Romeinse rijk, een prachtige historische roman heeft geschreven met diepgang, die ook nog een genot is om te lezen.
Wat mij betreft mogen schrijvers als Van Aken op een voetstuk worden gezet, zij houden de geschiedenis, ook die van de klassieke wereld, levend. Het klinkt misschien een beetje oubollig, maar kom daar maar eens om in deze tijd!
Zie ook de bespreking van Anna over het laatste boek van Jan van Aken: de Afvallige.